1 Deense Leger - Forsvaret

Inleiding

Inleiding

De Duitse inval in Denemarken op 9 april 1940 kwam als een volslagen verrassing. De Denen waren totaal onvoorbereid op het geweld en het Deense leger was dan ook totaal niet in staat om georganiseerd verzet te leveren. Duitsland had, ondanks de eerdere erkenning van de neutraliteit, besloten het land binnen te vallen om de Deense vliegvelden te kunnen gebruiken indien de aankomende strijd in Noorwegen langer zou aanhouden dan gepland. Tijdens de enkele uren strijd kwamen aan Deense zijde 12 piloten, 11 soldaten en 3 grenswachten om het leven. Toch wist men op geïsoleerde plaatsen nog wat verzet te bieden. De Deense regering en de koning bleven na de inval aan de macht. Ondanks een Duitse bezetting mocht het land zichzelf blijven besturen en zelfs een, zij het zeer beperkte, legermacht op het been houden. Deze situatie bleef bestaan tot november 1942, toen de Duitsers de macht overnamen in Jutland, waardoor het Deense gezag werd beperkt tot Sjaelland en het eiland Fünen. In augustus 1943 namen de Duitse troepen het heft volledig in handen. Men overviel alsnog de overgebleven Deense troepen en voerde de soldaten af naar krijgsgevangenkampen.

Opbouw en organisatie

In 1937 werd het Deense leger in vredestijd definitief opgezet met twee divisies, een onafhankelijk luchtafweer- en een onafhankelijk genieregiment, een legerluchtmacht, een apart garnizoen genoemd het Bornholm Garnizoen, een transportbataljon en een hoofdkwartier. Daarnaast werd een beperkte marine in stand gehouden met een kleine luchtvaartafdeling. Aan het hoofd van de legermacht stond de Deense koning.

De landmacht in vredestijd bestond eigenlijk uit niet meer dan een administratieve staf en een klein aantal dienstplichtigen in training. In totaal waren er 4340 infanteristen, 465 gardisten, 1120 artilleristen en 300 genisten in dienst. Op 8 april was dit aantal gegroeid naar ongeveer 14.500 man waarvan totaal 6.600 dienstplichtigen met 11 maanden trainingservaring.

Deze landmacht was ruwweg verdeeld in twee divisies, de Sjaelland- en de Jutlanddivisie. De Sjaellanddivisie had haar hoofdkwartier in Kopenhagen en de Jutlanddivisie in Viborg.

Een infanterieregiment bestond op haar hoogtepunt uit 3.000 manschappen, bewapend met Krag-Jørgensen M84/24 geweren en Bayard M1920 pistolen. Voor de ondersteuning kon men gebruik maken van Madsen M24 lichte machinegeweren, Madsen M29 zware machinegeweren. mortieren en 37 mm Bofors anti-tankgeschut. De artillerie beschikte over Krupp 75 mm veldgeschut, Schneider 75 mm geschut en Schneider 50 mm houwitsers als voornaamste wapens.

De luchtmacht was verdeeld in twee bataljons, die ieder aan één van de landmachtdivisies waren toegewezen. Op 9 april had men de beschikking over een eskader met 13 jagers, één met 8 jagers en 2 verkenningstoestellen, een eskader met 11 verkenners en 1 trainer, een eskader met 14 verkenners en een autogiro (voorloper van de helikopter) en een luchtvaartschool met 18 toestellen. De belangrijkste toestellen waren Gloster Gauntlet jagers, Fokker D.XXI jagers, Fokker C.V verkenners en Tiger Moth trainers.

Onder het bevel van de Minister van Marine, vice-admiraal H. Rechnitzer, stond een vloot, kustverdediging en de marineluchtmacht. In april 1940 telde de marine ongeveer 1.500 man en had als hoofdkwartier Kopenhagen. De vloot bestond uit 12 kustverdedigingschepen, 17 motortorpedoboten, 9 onderzeeboten, 14 mijnenvegers, 6 mijnenleggers en een aantal patrouillevaartuigen. De marineluchtvaart beschikte over 28 toestellen.

Picture: 1255

Indeling Deense leger

  
Forsvaret (Deense Verdedigingsstrijdkrachten)
Christiaan X
Koning van Denemarken
General Kommandoen (Legerhoofdkwartier) Kopenhagen
General William Wain Prior


Haeren (Deense Landmacht)


Luftforsvars Regimentet
(Deense Luchtafweer Regiment) - Kopenhagen

Sjaellanske Division
(Deense Saelland Divisie)
- Kopenhagen
- Den Kongelige Livgarde
(Deense Koninklijke Garde)
- 1.Regiment
(Deense 1e Regiment) - Söholmlejren en Höveltelejren
- 4.Regiment
(Deense 4e Regiment) - Roskilde (Oberst Bennike)
- 5.Regiment
(Deense 5e Regiment) - Vordingborg
- Garde Hussar Regimentet
(Deense Garde Huzaren) - Naestved
- 1.Feltartilleri Regiment
(Deense 1e Veldartillerie Regiment) - Avedörelejren
- 2.Feltartilleri Regiment
(Deense 2e Veldartillerie Regiment) - Holbaek
- 13.Antiluftskyts Enhed
(Deense 13e Luchtafweer Eenheid)
- 1.Pioneer Bataljon
(Deense 1e Pionier Bataljon)

Jydske Division
Deense Jutland Divisie)
- Viborg (General Essemann)
- 2.Regiment
(Deense 2e Regiment) - Haderslev, Sönderborg (Oberst Hatz)
- 3.Regiment
(Deense 3e Regiment) - Viborg
- 6.Regiment
(Deense 6e Regiment) - Odense
- 7.Regiment
(Deense 7e Regiment) - Fredericia (Oberst H.O. Hansen)
- Jydske Dragon Regiment
(Deense Jydske Dragonder Regiment) - Randers
- 3.Feltartilleri Regiment
(Deense 3e Veldartillerie Regiment) - Ärhus
- 14.Antiluftskyts Enhed
(Deense 14e Luchtafweer Eenheid) - Ärhus
-  2.Pioneer Bataljon
(Deense 2e PIonier Bataljon)

Haerens Flyvertropper
(Deense Legerluchtmacht) - Vaarlöse
- Sjaellanske Flyveafdeling
(Deense Saellandse Luchtvaartafdeling)
- Jyske Flyveafdeling
(Deense Jyske Luchtvaartafdeling)


Sövaernet (Deense Marine)
Vice-Admiral H. Rechnitzer
(Minister van Marine)
  Marinens Flyvevaeen
(Deense Marine Luchtvaartdienst)
  Kystdefensionen
(Deense Kustverdediging)

Picture: 236
Vlag van de opperbevelhebber

References

Sources

- Mollo A., The Armed Forces of World War II, Silverdale Books, Leicester, 2001
- Dansk Militærhistorie