1 Britse Royal Navy

Geschiedenis

Inleiding
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, was de Britse Royal Navy nog steeds de grootste marine ter wereld. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog speelde de Royal Navy een belangrijke rol en kreeg grote verliezen te verduren. Hoewel de Royal Navy gedurende de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk in formaat bleef, moest het met name in de Pacific haar leidende rol afstaan aan eerste Japan en later de Verenigde Staten. Gedurende het conflict oversteeg met name de US Navy de Royal Navy in formaat.

Geschiedenis
De wortels van de Royal Navy zijn terug te voeren op de vloten van het Kingdom of England in de 10 eeuw. Vanaf dat moment had Engeland een sterke vloot nodig om zich met name te kunnen verweren tegen de Deense hegemonie op zee en vervolgens in de 14e eeuw tijdens de Frans-Engelse 100 jarige oorlog. Het was echter tijdens het koningschap van Henry VIII, dat over werd gegaan tot een Admiralty met een staande vloot, ook wel aangeduid als Navy Royal. Het was deze Navy Royal die de strijd aanbond met de Spaanse Armada in 1588.

Met het aankomen van Charles II als Britse koning, werd in 1660 de Royal Navy geformeerd. Voor en na die tijd had de Engelse marine vooral te maken met de Nederlandse hegemonie op zee. De vloten van beide landen wisten elkaar redelijk in evenwicht te houden, waarbij opgemerkt moet worden dat zelfs een alliantie met Frankrijk niet kon resulteren in een Brits overwicht op zee. Pas na het aangaan van een alliantie met de Nederlanders tegen de Fransen en Spanjaarden zou de Royal Navy tot grotere hoogte doen groeien. Rond 1690 kon de Royal Navy spreken van een hegemonie op de wereldzeeën.

Tijdens de Amerikaanse revolutie van 1793 tot 1801 wist de Royal Navy de overhand te houden, tot Franse, Spaanse en Nederlandse schepen de zijde van de opstandelingen kozen. Het was hierdoor gedaan met de Britse hegemonie op zee. Tijdens de Franse revolutie en de Napoleontische oorlogen, wist de Royal Navy haar hegemonie weer te vestigen. Na de val van Napoleon in 1815, was de Royal Navy op de wereldzeeën oppermachtig, voornamelijk omdat er geen enkele marine ter wereld groot genoeg was om het tegen de machtige Royal Navy op te nemen.

De Royal Navy wist haar superioriteit te behouden tot aan het interbellum. Door Internationale Verdragen werd de Royal Navy danig ingeperkt. De dreiging van Duitsland zorgde echter voor een herbewapening en tegen 1938 was de modernisering van de Royal Navy alweer op volle gang. In 1939, bij het begin van de Tweede Wereldoorlog was de Royal Navy de grootste marine ter wereld. De modernisering was echter nog volop gaande en met name op het gebied van het gebruik van het vliegtuig bij moderne oorlogvoering, liep de Royal Navy nog achter op de marines van andere landen zoals Japan, Duitsland en de opkomende Verenigde Staten. Dit en het intensieve gebruik van onderzeeboten, zou in het begin van de Tweede Wereldoorlog leiden tot zware verliezen. Toch wist de Royal Navy, met hulp van de marines van haar Dominions en uitgeweken marineschepen van door Duitsland bezette landen, een grote zeemacht op de been te houden. Tevens ontving Groot-Brittannië hierbij hulp vanuit de Verenigde Staten door het Lend-Lease programma en het gebruik van reparatiefaciliteiten in de Verenigde Staten. Toen echter de Verenigde Staten zich vanaf december 1941 met de Tweede Wereldoorlog ging bemoeien, overschaduwde de US Navy al snel de Royal Navy in kracht en aantallen schepen. 

Na de Tweede Wereldoorlog heeft de Royal Navy in omvang nooit meer de grandeur kunnen bereiken die het in het verleden genoot. Tegenwoordig ligt de aandacht meer op modernisering en het slim en tactisch gebruik van de beschikbare middelen, waarmee de Royal Navy een parate marine op orde weet te houden die in staat is haar strijdkrachten en belangen, waar ook ter wereld, in voldoende mate te verdedigen.

Tweede Wereldoorlog
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939, telde de Royal Navy een kleine 200.000 manschappen met als operationele bevelhebber de First Sea Lord, Admiral of the Fleet Sir Dudley. De Royal Navy had een operationele sterkte van vijftien slagschepen en slagkruisers, zeven vliegdekschepen, zesenzestig kruisers, 184 torpedobootjagers, zestig onderzeeboten en vijfenveertig escorte vaartuigen. Daarnaast kon de Royal Navy een beroep doen op de marines van Australië, Canada, India en Nieuw Zeeland voor ondersteuning.

Tegen augustus 1944, was de Royal Navy uitgebreid tot ruim 800.000 manschappen en een veelvoud ten opzichte van 1939 aan schepen van diverse scheepstypen.

Organisatie
De Royal Navy werd en wordt geleid door de Britse First Lord of the Admiralty en zijn operationeel orgaan de Admiralty. De Admiralty stuurde een aantal vloten aan, de Fleets, een aantal Stations, Local Defence Forces, Fisheries Protection, Reserve Forces, Miscellaneous Forces, Commandse en de marines van Australië, Canada, India en Nieuw Zeeland.

Picture: 11871
De Royal Navy Ensign
Picture: 11872
Slag op de Medway (1667) bekend als de tocht naar Chatham, de laatste keer dat de Royal Navy in eigen thuiswateren werd verslagen Source Rijksmuseum Amsterdam

Administratieve Organisatie 1937

Admiralty


H.M. King George VI


Personal Naval Aides-de-Camp to the King
Captain His Royal Highness the Duke of Kent
Captain The Lord Louis Mountbatten
First and Principal Naval Aide-de-Camp to the King
Admiral the Earl of Cork and Orrey
Naval Aides-de-Camp to the King
Vice-Admiral Sir Dudley B. N. North
Captain Bruce A. Fraser
Captain Lancelot E. Holland
Engineer Captain E. Williamson
Engineer Captain F. H. Buckmaster
Captain Sir Lionel A. D. Sturdee
Captain A. R. Dewar
Captain H. D. Pridham-Wippell
Captain H. R. Moore
Captain R. W. Oldham
Captain R. B. Davies
Marine Aides-de-Camp to the King
Colonel Commandant A. G. B. Bourne
Colonel Commandant H. G. Grant
Royal Naval Reserve Aides-de-Camp to the King
Captain T. E. Coombs
Captain A, L. Owens
Royal Naval Volunteer Reserve Aide-de-Camp to the King
The Earl of Kilmorey
Naval Equerry to the King
Commander C. E. Lambe
Extra Naval Equerries to the King
Admiral Sir Archibald Berkeley Milne
Admiral Sir Colin R. Keppel
Admiral Sir. Lionel Halsey
Admiral the Hon. Sir Hubert G. Brand
Admiral Sir Henry T. Buller
Admiral the Hon. Sir Herbert Meade-Fetherstonhaugh
Vice-Admiral Sir Dudley B. N. North
Rear Admiral Sir Basil V. Brooke
Captain the Hon. Sir Seymour J. Fortescue
Captain Sir Bryan G. Godfrey-Faussett
Commander Harold G. Campbell
Honorary Chaplains to the King
The Rev. Hugh S. Wood
Rev. Arthur W. Plant
Rev. Charles W. C. Ingles
The Venerable Archdeacon A. D. Gilbertson
Rev. T. Crick
Honorary Physicians to the King
Surgeon Rear-Admiral Sir A. Reginald Bankart
Surgeon Rear-Admiral C. M. Beadnell
Surgeon Vice-Admiral P. T. Nicholls
Surgeon Captain L. S. Ashcroft
Honorary Surgeons to the King
Surgeon Vice-Admiral Sir Robert Hill
Surgeon Rear-Admiral A. Maclean
Surgeon Rear-Admiral J. Falconer Hall
Surgeon Rear Admiral G. L. Buckeridge
Surgeon Rear Admiral B. P. Pick
Surgeon Rear Admiral F. J. Gowans
Surgeon Captain H. E. Y. White


Board of Admiralty

First Lord
The Rt. Hon. A. Duff Cooper
First Sea Lord / Chief of Naval Staff
Admiral of the Fleet Lord Chatfield
Second Sea Lord / Chief of Naval Personnel
Admiral Sir Martin E. Dunbar-Nasmith
Third Sea Lord / Controller
Vice-Admiral Sir Reginald Guy Hannam Henderson
Fourth Sea Lord / Chief of Supplies and Transport
Rear Admiral Geoffrey S. Arbuthnot
Deputy Chief of Naval Staff
Vice Admiral Sir William Milbourne James
Assistant Chief of Naval Staff (Air)
Rear Admiral John Henry Dacres Cunningham
Parliamentary / Financial Secretary
Geoffrey Shakespeare
Civil Lord
Colonel J. J. Llewellin
Permanent Secretary
Sir Richard Henry Archibald Carter
Naval Secretary to First Lord
Rear Admiral William J. Whitworth
Assistant Chief of Naval Staff
Captain Lancelot E. Holland
Secretary to First Sea Lord / Paymaster
Captain R. C. Jerram
Naval Assitant to Second Sea Lord
Captain John G. Crace
Secretary to Second Sea Lord / Paymaster
Captain J. Dent
Secretary to Third Sea Lord / Controller / Paymaster
Captain L. A. Boutwood
Secretary to Fourth Sea Lord / Paymaster
Captain H. T. Isaac
Secretary to Deputy Chief of Naval Staff / Paymaster
Captain H. G. Pertwee
Secretary to Assistant Chief of Naval Staff (Air) / Paymaster
Captain W. K. C. Grace
Secretary to Naval Secretary to First Lord / Paymaster
Commander F. R. J. Mack
Secretary to Assistant Chief of Naval Staff / Paymaster
Commander C. G. Neeves


Admiralty Departments

Department of the Secretary of the Admiralty

Deputy Secretary
Sir J. Sidney Barnes
Divisions of the Naval Staff

Naval Intelligence Division
Rear-Admiral J. A. G. Troup (Director)
Captain Hon. C. P. Hermon-Hodge (Deputy Director)
Lieutenant Colonel C. H. Congdon (Assistant Director)
Plans Division
Captain Tom S. V. Phillips (Director)
Captain E. N. Syfret (Deputy Director)
Captain C. S. Daniel (Assistant Director)
Captain G. E. Creasy (Assitant Director)
Captain F. R. Garside (Assistant Director)
Operations Division
Captain C. H. Knox-Little (Director)
Captain I. M. Palmer (Deputy Director)
Training and Staff Dutie Division
Captain W. L. Jackson (Director)
Captain H. T. C. Walker (Deputy Director)
Captain H. C. Bovell (Deputy Director)
Naval Air Division
Captain C. M. Graham (Director)
Captain R. H. Portal (Deputy Director)
Captain G. M. B. Langley (Assistant Director)
Tactical Division
Captain C. Cantile (Director)
Hydrographic Department

Hydrographer of the Navy
Rear Admiral J. A. Edgell
Assistant Hydrographer
Captain E. F. B. Law
Superintendent of Chart Branch
Commander A. Day
Superintendent of Sailing Directions Branch
Captain F. A. Rayne
Superintendent of Tidal Branch
Commander Harold D. Warburg
Superintendent of Chart Production and Supplies Branch
C. Jowsey
Director of Navigation
Captain W. G. Benn
Chief Superintendent of Naval Meteorology
Captain L. G. Garbett
Department of the Director of Personnel Services

Director
Rear-Admiral Geoffrey Layton
Deputy Director (Manning)
Captain G. D. Yates
Deputy Director (Personnel)
Captain M. H. A. Kelsey
Department of the Director of Naval Recruiting

Director
Colonel J. M. Tuke
Assistant and Deputy Director
Major C. G. Salter
Assistant and Deputy Director (Temporary)
Commander J. O. Wyatt
Department of the Director of Physical Training and Sports

Director
Captain B. C. S. Martin
Assistant Director
Commander N. V. Dickinson
Department of the Medical Director-General of the Navy

Director-General / Surgeon
Vice-Admiral P. T. Nicholls
Deputy Director-General / Surgeon
Rear Admiral S. F. Dudley
Department of the Paymaster Director-General

Director-General / Paymaster
Rear-Admiral A. F. Strickland
Chaplain of the Fleet and Chaplain of Royal Hospital, Greenwich

Chaplain of the Fleet
The Venerable Archdeacon A. D. Gilbertson
Education Department

Director / Instructor
Captain A. E. Hall
Department of the Director of Naval Construction

Director
S. V. Goodall, Esq
Deputy Director
F. Bryant, Esq
Department of the Engineer-in-Chief

Engineer-in-Chief of the Fleet
Vice-Admiral G. Preece
Deputy Engineer-in-Chief / Engineer
Rear-Admiral A. G. Cronsaz
Assistant Engineesr-in-Chief / Engineer
Captain F. R. G. Turner
Captain G. G. P. Burt
Captain J. Kingcome
Department of the Director of Electrical Engineering

Director
J. S. Pringle, Esq
Assistant Director and Deputy
F. Purser Fletcher, Esq
Department of the Director of Naval Ordnance

Director
Captain C. E. B. Simeon
Deputy Director
Captain F. W. H. Jeans
Assistant Director
Captain M. M. Denny
Department of the Director of Torpedoes and Mining

Director
Captain W. F. Wake-Walker
Deputy Director
Captain G. B. Middleton
Department of the Director of Naval Equipment

Director
Rear-Admiral F. T. B. Tower
Assistant Director
Captain R. S. G. Nicholson
Compass Department

Director
Captain H. L. Hitchins
Department of the Director of Dockyards

Director
Vice-Admiral C. P. Talbot
Deputy Director
A. W. A. Cluett, Esq
Assistant Director / Engineer
Captain S. H. Dunlop
Signal Department

Director
Captain P. F. Glover
Dockyard Expense Accounts Department

Director
H. McM. Rigg, Esq
Assistant Director
H. R. Tooley, Esq
Naval Store Department

Director
W. S. Gick, Esq
Deputy Directors
B. Page, Esq
F. Weston, Esq
Victualling Department

Director
C. R. B. Lane, Esq
Assistant Directors
O. S. N. Richards, Esq
J. R. Tapp, Esq.
Department of the Civil Engineer-in-Chief

Civil Engineer-in-Chief
A. L. Anderson, Esq
Deputy Civil Engineers-in-Chief
F. A. Whitaker, Esq
Greenwich Hospital Department

Director of Greenwich Hospital
H. N. Morrison, Esq
Contract and Purchase Department

Director
E. C. Jubb, Esq
Deputy Director
P. Dale Bussell, Esq
Scientific Research and Experiment Department

Director
C. S. Wright, Esq
Deputy Director
J. Buckingham, Esq
Naval Attaches to Embassies and Legations

Washington (VS, Mexico, Panama, Cuba)
Captain F. C. Bradley
Parijs (Frankrijk, België, Spanje, Portugal, Nederland)
Captain C. F. Hammill
Rome (Italië, Albanië)
Captain R. H. Bevan
Tokio (Japan, China)
Captain Henry B. Rawlings
Berlijn (Duitsland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Estland, Letland, Litouwen, Polen)
Captain T. H. Troubridge
Buenos Aires (Brazilië, Argentinië, Uruguay, Chili, Ecuador, Peru)
Captain P. J. Mack
Bangkok (Siam)
Commander A. D. Toriesse
Moskou (Sovjet-Unie, Roemenië, Bulgarije)
Captain H. Clanchy
Athene (Grikenland, Turkije, Joegoslavië)
Captain H. A. Packer


Picture: 11873
King George VI in marineuniform Source UK Government

Operationele Organisatiestruktuur 1937

Home Fleet

Commander-in-Chief, Home Fleet
Admiral Sir Roger R. C. Backhouse
Captain of the Fleet
Captain A. T. B. Curteis


Mediterranean Fleet

Commander-in-Chief, Mediterranean Fleet
Admiral Sir A. Dudley P. R. Pound
Captain of the Fleet
Captain R. J. R. Scott
Gibraltar Forces

Rear Admiral in Charge, Gibraltar
Superintendent, Gibraltar Dockyard
Rear Admiral A. E. Evans
Malta Forces

Vice Admiral in Charge, Malta
Admiral Superintendent, Malta Dockyard
Vice Admiral W. T. R. Ford


East Indies Station
Vice Admiral the Hon. Sir Alexander R. M. Ramsay


Africa Station
Vice Admiral Sir Francis L. Tottenham


China Station
Admiral Sir Charles J. C. Little
Yangtze Flotilla
Rear Admiral L. G. E. Crabbe
West River Flotilla
Captain A. E. M. B. Cunninghame Graham


Singapore Station
Captain M. L. Clarke


America and West Indies Station
Vice Admiral S. J. Meyrick


New Zealand Station
Rear Admiral the Hon. E. R. Drummond


Nore Command
Admiral Sir Edward R. G. R. Evans


Portsmmouth Command
Admiral The Earl of Cork and Orrey


Rosyth Command
Rear Admiral R. H. T. Raikes


Devonport Command
Admiral The Hon Sir. Reginald A. R. Plunkett-Ernle-Erle-Drax


Portland Command
Captain J. Powell


Fishery Protection & Minesweeping Flotilla
Captain E. R. Archer
Captain, F.P.M. Portland


Royal Australian Navy

Rear-Admiral Commanding H.M. Australian Squadron
Rear Admiral R. H. O. Lane-Poole


Royal Canadian Navy

Chief of the Naval Staff
Captain P. W. Nelles


Royal Indian Navy

Flag Officer Commanding
Rear Admiral Herbert Fitzherbert
Captain Superintendent, Bombay Dockyard
Captain Charles J. Nicoll

Picture: 11874
Admiral Sir Roger R. C. Backhouse Source Wilco Vermeer collection
Picture: 11875
Admiral Sir A. Dudley P. R. Pound Source Wilco Vermeer collection

Operationele Organisatiestruktuur 1939

Admiralty
King George VI

His Majesty's Naval Retinue

Honorary Officers in His Majesty's Fleet


Home Fleet

Commander-in-Chief, Home Fleet
Admiral Sir C.M. Forbes


Mediterranean Fleet

Commander-in-Chief, Mediterranean Fleet
Admiral Sir A.B. Cunningham


East Indies Station
Vice Admiral the Hon. Sir Alexander R. M. Ramsay


Africa Station
Vice Admiral Sir Francis L. Tottenham


North Atlantic Command
Rear Admiral N.A. Wodehouse


South Atlantic Command
Vice Admiral G.H. d'Oyly Lion


China Station
Admiral Sir Percy L.H. Noble


East Indies Station
Rear Admiral R. Leatham


America and West Indies Command
Vice Admiral Sir Sidney J. Meyrick


Reseve Fleet
Vice Admiral Sir M.K. Horton


Fleet Air Arm
Rear Admiral R.B. Davies


Fishery Protection & Minesweeping Flotilla
Captain E.A. Aylmer


Royal Fleet Auxiliary



Nore Command Admiral H.J.Studholme-Brownrigg


Portsmouth Command
Admiral Sir W.M. James


Rosyth Command
Vice Admiral C.G. Ramsey


Devonport Command
Admiral The Hon Sir. Reginald A. R. Plunkett-Ernle-Erle-Drax


Western Approaches Command
Admiral Sir M.E. Dunbar-Nasmith


Humber Force
Vice Admiral Sir G.F.B. Edwards-Collins


Channel Force
Rear Admiral L.E. Holland


Northern Patrol
Vice Admiral Sir M.K. Horton

Pennant nummers

Pennant Numbers, voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, waren herkenningsnummers toegekend aan diverse schepen van de Royal Navy. Sommige schepen droegen deze nummers aangebracht op de romp, anderen alleen in officiële documenten en uiteraard op het vaandel (Pennant betekend vaandel).


Slagschepen, Slagkruisers
Slagschepen en slagkruisers kregen een nummer
toegewezen, dat niet op de romp werd aangebracht.
Monitoren
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had de Royal Navy nog vier monitoren in dienst. Deze droegen een nummer, voorafgegaan door de letter 'I'. In mei 1940 wijzigde dit in 'F'.
Kruisers
De kruisers van de Royal Navy kregen alleen een nummer
toegewezen. Dit werd niet op de romp aangebracht.
Vliegdekschepen
De meeste vliegdekschepen kregen een nummer zonder letter toegewezen. HMS Pioneer had 'D76' aangewezen gekregen.
HMS Hermes, HMS Argus en HMS Unicorn kregen de letter 'I' toegewezen voor hun nummer dat in mei 1940 werd gewijzigd in 'D'. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebouwde schepen kregen tevens de letter 'D' toegewezen.
Watervliegtuig Moederschepen droegen de letter 'I', welke in mei 1940 werd gewijzigd in 'D'.
Onderzeeboten
Voor de Tweede Wereldoorlog werden onderzeeboten voorzien van een nummer, voorafgegaan door een letter die was gebaseerd op de klasse aanduiding. H-klass, letter 'H' enzovoorts of toegewezen voor die klasse zoals 'F' voor Thames-klasse.
In 1939 werden alle nummers gewijzigd en kwam de letter 'N' achter het nummer te staan, maar dit werd in mei 1940 gewijzigd door de 'N' voor het nummer te zetten.
Ann het begin van de oorlog werd besloten nieuwe onderzeeboten
geen naam meer te geven, maar een nummer, voorafgegaan door 'P'. Vanaf 1942 werd besloten weer namen te geven, met handhaving van de 'P' voor het nummer.
Torpedobootjager
Voor de Tweede Wereldoorlog werd aan de torpedobootjagers een nummer toegekend, voorafgegaan door een letter dat was toegewezen aan het Squadron waar de jager toe behoorde.
De nieuwe Tribal-klasse kreeg echter de letter 'L' toegewezen dat in 1938 wijzigde in 'F'.
In 1939 kregen de oudere torpedobootjagers de letter 'D' toegewezen waarmee bijhet uitbreken van de oorlog de torpedobootjagers een 'D', 'H' of 'F' droegen.
Nieuwe schepen tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog gebouwd, kregen een 'F', 'G', 'H', 'I' of 'R' toegewezen, terwijl escortejagers een 'L' ontvingen. In mei 1940 werd besloten de 'D' te vervangen door 'I' en de 'F' door 'G'. De T-klasse torpedobootjagers ontvingen echter de 'R'.
Mijnenleggers
Mijnenleggers kregen een 'M' toegewezen voor hun nummer.
Sloepen, Korvetten en Fregatten
Escorte schepen, sloepen en patrouilleschepen, droegen bij aanvang
van de Tweede Wereldoorlog een 'P' welke werd vervangen door
een 'L'. Mijnenvegers droegen een 'N' terwijl onderzoekschepen een 'J' droegen. Korvetten kregen na indienstname een 'M' toegewezen.
Sloepen van voor 1920 droegen een 'U' of een 'K'.
Bij de herindeling in mei 1940 werd aan escortevaartuigen en sloepen de 'U' toegewezen, terwijl de patrouillevaartuigen de 'K' ontvingen.
Mijnenvegers ontvingen de letter 'J'. Fregatten die in dienst genomen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog ontvingen de letter 'K'.
Van de US Coast Guard overgenomen kotters kregen de 'Y'.
Uitzondering waren escortevaartuigen van de Kil-klasse die in plaats van een letter de cijfer '5' voor hun nummer ontvingen.
Bewapende hulpvaartuigen
Een aantal nummers en letters werd toegewezen aan gemilitariseerde koopvaardijschepen. Dit was echter maar een indicatie aangezien de taak van deze schepen nogal eens wisselde, waarbij het nummer veelal werd gehandhaafd. Diverse escorteschepen ontvingen een '4' voor hun nummer. De 'D' en 'F' werden gegeven aan schepen die op enige wijze met het transport van vliegtuigen van doen hadden. De 'I' was gereserveerd voor gewapende vrachtschepen, wat in mei 1940 werd gewijzigd in 'F' of 'M'. Tot patrouillevaartuig omgebouwde trawlers en dergelijke ontvingen een 'FY'. Voor tot mijnenveger verbouwde schepen werd de 'J' toegekend terwijl mijnenleggers de 'M' ontvingen.
Diverse ondersteuningsvaartuigen ontvingen de 'N' welke na mei 1940 werd vervangen door 'J'. Grotere Trawlers ontvingen de 'T', maar oudere de 'W'. Kabelschepen en zeegaande slepers ten slotte ontvingen de 'Z'.
Ongewapende hulpschepen
Depotschepen kregen een 'I' of 'N'. Nettenleggers een 'T' en zogenaamde "Boom-Vessels" een 'P'. In mei 1940 werd dit gewijzigd
waarbij depotschepen een 'F' of 'J' ontvingen en accommodatie schepen een '4'. Nettenleggers ontvingen een 'T', bewakingsschepen een 'Z' en sleepboten een 'W'. De 'X' was voor overige schepen en de 'Z' voor schepen in gebruik voor opslag.
Trawlers, Walvisjagers en Drijvers
Diverse visserijschepen en walvisjagers werden als patrouilleschip,
escorteschip, mijnenveger en dergelijke gebruikt. Patrouilleschepen
ontvingen een '4' en Air-Sea Rescue schepen een 'B'. Hulpschepen
ontvingen 'FY' en mijnenvegers een 'J'. Anti-onderzeeboot, mijnenleggende en mijnenvegende trawlers en walvisjagers konden
een 'K', 'M', 'T' of 'U' ontvangen. Voor schepen voor opslag werd de
'Y' gebruikt. De 'Z' voor haven hulpschepen, waarvan sommige categorieën na mei 1940 de 'FY' ontvigen.
Coastal Vessels
Schepen van de Coastal Forces ontvingen geen nummer, maar droegen na de toegevoegde letter op de vlag alleen hun naam.
MTB's ontvingen de 'V', CMB, MA/SB, MGB, SGB schepen de 'S'
welke later werd vervangen door het cijfer '8'.
ML, HDML schepen kregen de 'Q', MMS, MFV schepen de 'FY',
MAC schepen de 'J' en DCMB, CT schepen de 'P'.

Picture: 11876
HMS Seal, 37M voor mei 1940, later werd dit N37 Source Wilco Vermeer collection
Picture: 11877
HMS Icarus na mei 1940 met I03 Source Wilco Vermeer collection
Picture: 11878
HMS Icarus nog als D03 Source Wilco Vermeer collection

References

Sources