Kameraden,

Op den 14den December van dit jaar zal de Beweging haar tienjarig bestaan gedenken. Van 1931 tot 1941 is een zeer bewogen tijdperk in het leven van ons allen, die lang en trouw het ideaal van het nationaal-socialisme gediend hebben.

Ieder, die een trouw lid der Beweging is, ondervindt daarvan de moeilijkheden en bezwaren; dit was voor den 15den Mei 1940 zoo en het is nu nog zoo. In verscheidene opzichten is het nu nog erger dan toen. Dit behoort echter tot het pionierschap en het goede daarvan is, dat velen, die uit eigen bat anders tot ons waren gekomen, verre van ons blijven.

De leden, die zich inspannen om daadwerkelijk te dienen, zij zullen behooren tot de werkerskern der Beweging.

Zij. die vijf jaren of langer lid der Beweging zijn. hebben in ieder geval getoond doorzettingsvermogen en trouw. Als blijk van erkenning daarvan van de zijde der Beweging, wordt hun uitgereikt het zgn. vijf. jarenspeldje, het insigne met het voor ons zoo veelzeggende opschrift: "Hou en Trou". Op 14 December a.s. zullen omstreeks 20.000 van deze bijzondere insignes zijn uitgereikt.

Wij weten allen, dat het meerendeel van deze 20.000 kameraden in den loop der jaren vele offers heeft gebracht, veel arbeid en veel tijd heeft gegeven aan den opbouw der Beweging. Ik ben hen allen daarvoor ten zeerste erkentelijk. Eens zal het zoover zijn, dat ons geheele volk in dankbaarheid zal moeten erkennen, dat zij het zijn geweest, die de toekomst hebben gebaand.

Er zijn echter onder deze 20.000 honderden, mannen en vrouwen, die in zeer bijzondere mate hebben gestreden en geofferd, die van den dag van hun toetreden af, tot op den huidigen dag altijd bereid waren, altijd op post waren altijd strijdvaardig. nooit aflatend. Dikwijls viel dit samen met het brengen van bijzondere offers, doordat zij en hun gezinnen door broodroof en terreur werden getroffen veel erger dan anderen, omdat onze tegenstanders wisten, dat zij de ruggegraat der Beweging vormden.

Wanneer dan de 14de December gekomen zal zijn en de Beweging op een tienjarig verleden zal kunnen terugzien, zal ik het mij tot een eer rekenen deze trouwsten en dappersten van ons allen te bewijzen, hoezeer wij hun strijd en hun offer naar waarde schatten.

Daarom heb ik heden ingesteld den dienst genaamd "Strijd en Offer" met de opdracht te onderzoeken, welke leden in het bezit van het vijf-jarig-insigne der Beweging, voor deze bijzondere onderscheiding in aanmerking komen. Slechts aan één op de tien kan dit worden uitgereikt en het is dus geen achterstelling van degenen, die het niet zullen krijgen het is een bijzondere onderscheiding voor degenen, die zeer bijzonder gestreden en zeer bijzonder geofferd hebben. Ik vertrouw, dat mijn kameraden dit zullen begrijpen en waardeeren en dat naijver of jaloerschheid geen schaduw zullen werpen op het schoone en rechtvaardige doel, dat ik hiermede hoop te bereiken.

HOU ZEE
MUSSERT