Noorse Patrouilleboten

Patrouilleboten van de Noorse Marine

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had de Sjöforsvaret (Noorse Marine) een groot aantal schepen in dienst dat een taak als patrouillevaartuig had gekregen. Deze schepen waren van zeer uiteenlopende oorsprong van vrachtschepen tot visserijschepen, van walvisjagers tot voormalige marineschepen. De schepen werden ingezet om in de vele Noorse fjorden te patrouilleren.

Image 19473
ds Honningsvag Source Wilco Vermeer collection

Periode tot de Tweede Wereldoorlog

Tot aan de Tweede Wereldoorlog werden Noorse patrouilleschepen vooral gebruikt als schepen ten behoeve van de bescherming van de Noorse visserijbelangen. Deze schepen werden ingezet bij de Kystvakten (Noorse kustwacht), een onderdeel van de Sjöforsvaret (Noorse marine). Het belang hiervan ontstond al ten tijde van de opdeling van de Noors-Zweedse Unie in 1905. Voor die tijd werden de belangen behartigd door de marine van de unie. Op dat moment ging het vooral om de bescherming van de belangen van Noorse vissers tegenover die van Zweden. Toen Britse schepen in de Finnmark gingen vissen vanaf 1906, besloot men het enige niet bewapende inspectieschip dat in de vaart was te gaan versterken met bewapende schepen. Aanvankelijk werd hierbij een beroep gedaan op de enkele patrouilleschepen die de Noorse Marine zelf bezat, dan wel andere marineschepen die voor dit doel werden uitgeleend. Pas in 1930 werd met de ingebruikname van de KV Fridtjof Nansen (1930) een specifiek schip in dienst genomen ten behoeve van visserijinspectie. Ten tijde van de mobilisatie had de Noorse Marine een gebrek aan patrouilleboten. Een groot aantal particuliere schepen, variërend van inspectieschepen via vissersboten tot veerboten werd voor dit doel aangepast. Een aantal van deze schepen ging verloren, anderen werden door de Duitsers door gebruikt of aan de eigenaar terug gegeven.[1]

Heimdal-klasse (1892)

De in 1892 gebouwde KS Heimdal was het enige schip in deze 'klasse' en was gebouwd als patrouilleschip voor de Noorse kustwateren en als reddingsschip. Tijdens de levensloop van het schip diende het onder andere als Koninklijk Jacht, vlaggenschip, patrouilleschip, visserij inspectieschip, depotschip en uiteindelijk als vrachtschip. Het schip deed nog dienst tijdens de openingsfase van de Tweede Wereldoorlog.[2]

Heimdal-klasse (1892)

Image 23371
De aankomst van Koning Haakon VII met de Heimdal Source Public Domain (onbekend)


KS Heimdal (1892)
Akers mekaniske verksted, Kristiania, Noorwegen

Michael Sars-klasse (1900)

Het patrouilleschip KS Michael Sars werd in 1900 tewatergelaten en na opdeling van de Noors-Zweedse Unie in dienst gesteld bij de Noorse marine. Aanvankelijk bedoeld als onderzoekschip werd het eveneens als patrouilleschip ingezet. Het 226 BRT metende schip had een bemanning van 27, kon 9 knopen halen en was bewapend met twee stuks 47 mm geschut. In april 1940 was het schip gestationeerd in de Oslofjord. Het werd op 9 april 1940 in beslag genomen door Duitse troepen.

Michael Sars-klasse (1900)

Image 23372
De Michael Sars als onderzoekschip te Plymouth Source Public Domain (onbekend)


KS Michael Sars (1900)
?

Fridtjof Nansen-klasse (1930)

De Fridtjof Nansen was het eerste Noorse schip dat speciaal werd gebouwd voor kustwacht dienst ten behoeve van de visserijbescherming en visserijinspectie. Tijdens de Duitse invasie van Noorwegen was het schip in dienst van de Noorse marine als patrouilleschip. De Fridtjof Nansen wist aan de Duitse bezetter te ontsnappen met aan boord hoge leden van het Noorse Leger, Noorse kabinet en Duitse anti-nazi vluchtelingen die zich in Noorwegen bevonden. Het schip werd verlaten toen het op 8 november 1940 tijdens een patrouille aan de grond liep.[3][4]

Fridtjof Nansen-klasse (1930)

Image 23373
Fridtjof Nansen Source Public Domain (onbekend)


KS Fridtjof Nansen (1930)
Karljohansvern Orlogsstasjon, Karljohansvern, Horten

Nordkapp-klasse (I) (1937)

De Nordkapp klasse werd, net als de Fridtjof Nansen, speciaal gebouwd als patrouilleschip voor de visserijinspectie. De schepen werden in 1937 gebouwd en al spoedig na de in dienststelling gemobiliseerd als patrouilleschepen voor de Noorse marine. De Nordkapp wist aan de Duitse bezetter te ontkomen en keerde na de Tweede Wereldoorlog terug in Noorwegen. De Senja viel in Duitse handen, die het zelf in dienst namen. Na de oorlog keerde het schip terug bij de Noorse visserijdienst.[5]

Nordkapp-klasse (I) (1937)

Image 23374
Nordkapp bij IJsland tijdens de Tweede Wereldoorlog Source Public Domain (onbekend)


KS Nordkapp (1937)
Karljohansvern Orlogsstasjon, Karljohansvern, Horten

KS Senja (1937)
Karljohansvern Orlogsstasjon, Karljohansvern, Horten

Andenaes-klasse (1896 - 1939)

De voormalige vuurtoren inspectieboot d.s. Andanaes werd in 1939 door de Noorse Marine in dienst gesteld als patrouilleboot. Het schip werd op 9 april 1940 in beslag genomen door de Duitsers, waarna alle informatie ontbreekt. In 1945 kwam het schip weer in dienst bij haar oorspronkelijke eigenaar.

Andenaes-klasse (1896)

Image 23391
Source Public Domain (onbekend)


d.s. Andenaes (1896)
?, Noorwegen

Beta-klasse (1900 - 1939)

De Beta was een Noorse veerboot welke in 1900 als d.s. Bastö II was gebouwd. Het schip werd in 1940 gevorderd door de Noorse marine om als patrouilleboot te fungeren. Op 9 april 1940 viel het in handen van de Kriegsmarine die het schip teruggaf aan de oorspronkelijke eigenaar.

Beta-klasse (1900)

Image 23392
Beta nog als Bastö II Source Public Domain (onbekend)


d.s. Beta (1900)
Akers Mekaniske Verksted, Kristiania, Noorwegen

Alpha-klasse (1904 - 1939)

De veerboot Alpha werd geleverd aan de firma A/S Moss voor de route Oslo - Moss. Vanaf 12 september 1939 werd het schip gehuurd door de Noorse Marine, die het al patrouilleschip inzette. De Alpha was het schip dat op 8 april 1940 de aankomst van de Duitse kruiser Blücher doorgaf aan het Fort Oscarborg, wat uiteindelijk leidde tot het zinken van de Duitse kruiser. De Alpha werd na de strijd om Noorwegen ingezet als vrachtschip. Uiteindelijk verging het op 11 november 1948.[6]

Alpha-klasse (1904)

Image 23381
Source Public Domain (onbekend)


d.s. Alpha (1904)
Jernstoberi & Mek. Versed, Moss, Noorwegen

Alversund-klasse (1920 - 1939)

De Noorse veerboot Alversund werd in september 1939 door de Noorse Marine gehuurd en ingezet als patrouilleboot. Om te voorkomen dat het schip in Duitse handen viel werd het op 25 april 1940 door de eigen bemanning tot zinken gebracht. Het schip werd alsnog gelicht door de Duitsers waarna de Kriegsmarine het schip als Biene II (NB 16) inzette bij de Hafenschutzflottille Bergen.[7][8]

Alversund-klasse (1926)

Image 23390
Source Public Domain (onbekend)


d.s. Alversund (1926)
Mjellem & Karlsen, Bergen, Noorwegen

Overige patrouilleboten bij uitbreken Tweede Wereldoorlog

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog mobiliseerde Noorwegen haar strijdkrachten. De grote hoeveelheid fjorden en uitgestrekte kustlijn van Noorwegen vergde echter inzet van grotere aantallen schepen dan de patrouilleschepen die de Noorse Marine zelf bezat. Hiertoe werden verschillende schepen gevorderd of aangekocht. Hier waren verschillende soorten tussen van vrachtschepen tot visserijschepen.

Schip/Klasse:
Kiellegging:
Indienststelling:
Uit dienst Noorse Marine:
d.s. Aud I



Over de Aud I is op dit moment niet veel meer bekend dan dat het vanaf de mobilisatie tot in 1940 diende als patrouilleschip bij de Sjöforsvaret (Noorse Marine) als onafhankelijk opererend schip bij het 3. Sjöforsvarsdistrikt.
d.s. Bjerk (1912)
onbekend
2 maart 1940
20 november 1944
d.s. Bortind (1912)



d.s. Commonwealth (1912)



De in 1912 gebouwde ds Commonwealth was een koopvaardijschip dat ten tijde van de mobilisatie in gebruik werd genomen bij de Koninklijke Noorse Marine als patrouilleschip. Het schip diende bij het 2. Sjoforsvarsdistrikt en was gestationeerd in Maloy, Alesund.
De ds Commonwealth had een tonnage van 179 BRT, een maximum snelheid van 11 knopen en een bemanning van 18 koppen. Als bewapening voer het schip een kanon van 65mm.
d.s. Farm (1900)
1900
onbekend
12 april 1940
d.s. Firern (1929)
1929
27 september 1939
april 1940
d.s. Fosen (1906)
1906
15 september 1939
14 april 1940
Furu



De Furu kon een snelheid behalen van 10 knopen. Het schip telde een bemanning van 14 en was bewapend met een 76 mm geschut
Haug II



Haug III



Deze beide zusterschepen waren in 1925 te water gelaten. De schepen konden een snelheid ontwikkelen van 11 knopen en hadden een waterverplaatsing van 213 BRT. De bewapening bestond uit een 76 mm kanon. Beide schepen vielen in handen van de Duitsers.
Haus



De 135 BRT metende Haus had een bewapening van 65mm, een snelheid van 10,5 knopen en telde een bemanning van 18. Het in 1914 te water gelaten schip was ten tijde van de Duitse inval gestationeerd in Klokkarvik.
Heilhorn



De Heilhorn was in 1908 te water gelaten. Het schip was tijdens de Duitse inval gestationeerd in Hasselvika. De bewapening bestond uit een kanon van 76 mm. Het 192 BRT metende schip had een maximum snelheid van 9 knopen.
d.s. Honningsvag (1940)
(ex-Malangen (PG550))
onbekend

23 april
1940
23 augustus
1946
Hvall II



Hvall III



Hvall IV



Hvall V



Hvall VI



Hvall VII



Hvall schepen waren van oorsprong walvisjagers die waren omgebouwd om tot patrouilleschepen voor de Koninklijke Noorse Marine te dienen. De Hvall II had een waterverplaatsing van 224 BRT, de Hvall III van 246 BRT en de overige van 248 BRT. Allen konden een snelheid behalen van 12 knopen, behalve de Hvall V (10 knopen). De bewapening betond in alle gevallen uit een 76mm geschut. De Hvall V had een bemanning van 18, de overige van 15. De schepen zijn in de jaren 1927-1930 te water gelaten.
Kelt



De wat grotere Kelt (376 BRT), was bewapend met een 76 mm kanon. Het in 1925 te water gelaten schip viel in handen van de Duitsers op 9 april 1940.
Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18
Kvitöy



De Kvitöy was in 1912 te water gelaten en had een bewapening van 76 mm. Het schip werd op 6 juni 1940 door de Duitsers overgenomen en in dienst gesteld als de Widder.
Waterverplaatsing: 209 BRT, Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18
Lynn



Kvik



Blink



Deze drie schepen waren te water gelaten in 1896 en 1897 en waren bij de Duitsde inval gestationeerd in Kristiansand, alwaar ze uiteindelijk in handen van de Duitsers vielen. Allen waren bewapend met twee 37 mm kanonnen, hadden een waterverplaatsing van 38 BRT, een maximum snelheid van 19 knopen (Lyn 20) en een bemanning van 16.
Lindaas



De Lindaas was bewapend met een 47 mm geschut, kon een snelheid ontwikkelen van 10 knopen en had een bemanning van 18. Bij de Duitse inval was ook zij gestationeerd in Klokkarvik.
Lyngdal



Ook van de Lyngdal is de bewapening onduidelijk. Het 149 BRT metende schip was in 1912 te water gelaten. De Lyngdal kon een snelheid halen van 10 knopen en had een bemanning van 15.
Manger



De Manger was in 1911 te water gelaten en bij de Duitse inval gestationeerd in Klokkarvik. Het schip was bewapend met een 65 mm geschut, had een waterverplaatsing van 153 BRT, een snelheid van 10 knopen en bemanning van 18.
Motorbot No 7



Over dit kleine schip is slechts bekend dat het in 1939 tewater was gelaten en was gestationeerd in Kopervik
Nauma



De oude Nauma (tewaterlating 1891) was een 219 BRT zwaar schip dat slechts een snelheid van 8,5 knopen kon maken. Het was bewapend met een 76 mm kanon.
Nordhav II



Ook de Nordhav II was gestationeerd te Finnmark. Bewapend met een 76 mm kanon en tewatergelaten in 1913. Waterverplaatsing: 425BRT, Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18
Oster



De Oster was in 1908 te water gelaten, had een waterverplaatsing van 189 BRT, een snelheid van 10,5 knopen, een bemanning van 18. In april 1940 was het schip gestationeerd in Follesöy. De bewapening is niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk een 76 mm kanon.
Oter I



De Oter I was iets groter dan de beide Skudds en ook in 1929 te water gelaten. Het schip had een waterverplaatsing van 251 BRT. Verdere gegevens gelijk aan de Skudd.
Öygar



De Öygar was in april 1940 eveneens gestationeerd in Klokkarvik. Bij de Duitse inval lag het schip echter voor reparaties in Bergen. De in 1908 te water gelaten Öygar had een waterverplaatsing van 153 BRT, een maximum snelheid van 10 knopen, 18 manschappen en een bewapening van 76 mm.
d.s. Pol III (1926)
1926
1939
8 april 1940
Ramoen



Dit schip was in 1907 te water gelaten, had een tonnage van 299 BRT, snelheid van 10,5 knopen, bemanning van 15 en eveneens bewapend met een 76 mm geschut.
Rossfjord



Over de kleine Rossfjord is niet meer bekend dan dat het schip in april 1940 was gestationeerd in Finnmark
Rundöy



Over dit schip is niet veel bekend. Waarschijnlijk kon het een snelheid ontwikkelen van 10 knopen en had een bemanning van 18.
Saetre



De 172 BRT metende Sætre was ook bewapend met een 76 mm geschut, had eveneens een maximum snelheid van 10,5 knopen en een bemanning van 14. Het schip was in 1925 te water gelaten.
Skudd I
1929


Skudd II
1929


Deze beide schepen hadden een tonnage van 247 BRT en waren bewapend met een 76 mm geschut. Ze hadden een bemanning van 15 en konden een snelheid behalen van 12 knopen. De Skudd I en II waren in 1929 te water gelaten.
Smart



De in 1907 te water gelaten Smart was in april 1940 eveneens in Follesöy gestationeerd. Ook van dit schip is de bewapening niet geheel duidelijk. De Smart had een waterverplaatsing van 122 BRT, een snelheid van 10 knopen, een bemanning van 18.
Spanstind



Over de kleine Spanstind is niet meer bekend dan dat het schip in april 1940 was gestationeerd in Finnmark
Sperm



De met een 65 mm kanon bewapende Sperm lag in april 1940 in de buurt van Stavanger. Waterverplaatsing: 239 BRT.
Stenkjaer



De 159 BRT metende Stenkjaer was bewapend met een 76 mm kanon en had een snelheid van 10 knopen. Het in 1878 te water gelaten schip was in april 1940 gestationeerd in Hasselvika.
Svalbard II



Eveneens in 1919 te watergelaten, werd ook de Svalbard II bewapend met een 76 mm kanon.
Waterverplaatsing: 270 BRT, Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18
d.s. Syrian (1919)
1919
september 1939
mei 1945
Thorodd



De Thorod was één van Noorwegens grotere patrouilleschepen (422 BRT) en was bewapend met een 76 mm kanon. Het schip was in 1919 te water gelaten.
Snelheid: 10 knopen, Bemanning: 18
Torfinn I



Over de Torfinn I is op dit moment niets bekend.
Treff



De Treff was in 1925 te water gelaten, had een tonnage van 204 BRT, een maximum snelheid van 11 knopen, bemanning van 14 en was bewapend met een 76 mm geschut.
Veslefrikk



De Veslefrikk was in 1924 te watergelaten met een waterverplaatsing van 169 BRT. Het 18 koppen tellende schip kon een snelheid behalen van 10 knopen. Waarschijnlijk was het bewapend met een 76 mm kanon.
Veslegut



De eveneens waarschijnlijk met een 76 mm kanon bewapende Veslegut had een tonnage van 168 BRT, maximum snelheid van 10 knopen en bemanning van 18.
William Barents



De William Barents was te water gelaten in 1924, had een waterverplaatsing van 203 BRT, een snelheid van 11 knopen en bemanning van 15. De bewapening is onduidelijk. Aanvankelijk had het een kanon van 76 mm, maar wellicht is dit later vervangen doot twee 37 mm kanonnen. Bij de Duitse inval lag het in reparatie te Kristiansand en is aldaar in Duitse handen gevallen.

Na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog werden de patrouillediensten wederom verdeeld over een marine kustbewaking door de Noorse Marine en een visserijinspectie door de Noorse kustwacht. Gaandeweg werden de diensten, hoewel formeel de kustwacht onder de marine valt, steeds verder afgesplitst. De patrouilleschepen bij de Noorse marine ontvingen uiteindelijk een nummer voorafgegaan met de letter P, terwijl de schepen in dienst bij de kustwacht een nummer ontvingen voorafgegaan door de letter W.

References

Notes

  1. 1Jensen 1998, pag. 29-51
  2. 2Sivertsen, 2000, pag. 45,63
  3. 3Sivertsen, 2001, pag. 126
  4. 4Fjörtoft, 1991, pag. 35
  5. 5Gogin, 2021, pag. 145
  6. 6Skipshistorie, 1904, ds Alpha (3)
  7. 7Devine, 1945, pag. 20
  8. 8Hildebrand, 1983, pag. 571

Book references