1 Grote Oost-Aziatische Oorlog: Invasie van Nederlands-Indië
Inleiding
Hoewel Nederland al op 8 december 1941 de oorlog aan Japan verklaarde en op 11 december 1941 Ambon door de Japanners werd gebombardeerd en de Japanners vanaf half december Brits-Borneo binnen vielen, duurde het nog tot 11 januari 1942 voordat Japanse troepen op grote schaal de eilanden van Nederlands-Indië binnen vielen. Op 1 maart ging met de invasie van Java de laatste fase in van het Japanse offensief. Op 8 maart 1942 capituleerde Nederlands-Indië formeel en op 9 maart werd de overgave getekend. Deze overgave betrof vooral Java aangezien op Sumatra de strijd nog tot 28 maart doorging. Op Timor werd nog gevochten tot 10 februari 1943.

Voorspel
Sinds het begin van de 20e eeuw maakte Japan een sterke economische ontwikkeling door. De positie op de wereldmarkt en de invloed in het Verre Oosten en de Pacific groeide. Toen Japan deze invloed ging versterken door invallen in Formosa (1869), Korea (1910), Mantsjoerije (1932) en het uitbreken van de 2e Chinees-Japanse oorlog (1937) vergrootten ook de spanningen met Europese landen en de Verenigde Staten die in het gebied koloniën en grote economische belangen hadden.
Ook in Nederlands-Indië had Japan haar invloed vergroot door de handel van en naar Nederlands-Indië te vergroten. In de jaren 1930 kwam al een derde van alle geïmporteerde gebruiksgoederen uit Japan. In 1930 wist Japan een aandeel te bemachtigen in de oliewinning door de Britse oliemaatschappij British Malayan Petroleum Company op Borneo. Ook in andere industrieën zoals bijvoorbeeld de rubber industrie in Nederlands-Indië begon Japan te investeren.
Uiteraard bleef dit alles aan Nederlandse kant niet onopgemerkt. Al vanaf 1933 werd informatie ingewonnen over de precieze Japanse activiteiten. Langzaam maar zeker werden importheffingen ingesteld en werd de invoer vanuit Nederland vergroot. Japan had echter vanwege haar economische plannen en haar visie de belangrijkste grootmacht in het Verre Oosten voor te willen stellen, groot belang bij vele grondstoffen vanuit Nederlands-Indië en de handelsinkomsten met Nederlands-Indië. Door de steeds grotere beperkingen die Nederland trachtte op te leggen, werden de Japanners steeds agressiever in hun pogingen.[1]
Hoewel Nederland lang vasthield aan een positie van neutraliteit en onderhandelingen met Japan aanging om tot een handelsverdrag te komen, werd na de Duitse inval in Nederland, de politiek rond Nederlands-Indië meer en meer vanuit Londen, Washington aan Westerse kant en Tokio aan Japanse kant gedicteerd. Men trachtte Japan, dat op 27 september 1940 een alliantie met Duitsland en Italië sloot, steeds verder te isoleren.
De As-mogendheden (Duitsland, Italië en Japan) kwamen overeen dat Japan de vrije hand kreeg voor militaire en economische expansie in Oost-Azië. Aangezien Japan nog niet in staat was om militair op grootschalige wijze in te grijpen in het gebied, trachtte men door 'vreedzame penetratie' aan invloed te winnen. Als gevolg hiervan moest Nederlands-Indië van Japan meer olie aan dat land gaan leveren. Vanwege de toenemende druk werden in juni 1941 de economische onderhandelingen afgebroken. De olie uit Nederlands-Indië was van groot belang voor de Japanse expansie. Zelf kon het niet meer dan 10% produceren van de noodzakelijke voorraden die bij een militaire expansie nodig zouden zijn.
Op 6 juli 1941 besloot President Franklin D. Roosevelt om alle Japanse tegoeden te bevriezen. Dit leidde tot een daling van de Japanse olie import met 93%. Op verzoek van de Geallieerden, verbrak Nederland de onderhandelingen met Japan over een handelsakkoord en sloot zich in augustus aan bij het algemene handelsembargo tegen Japan. Voor Japan werd het dus dringender om weer toegang tot de diverse olievelden te krijgen. Omdat dit op vreedzame wijze niet lukte, bleef in de ogen van Japan alleen militair ingrijpen over. Hierbij zou men zeker in oorlog komen met de Verenigde Staten, welke macht door Japan als de grootste bedreiging op militair vlak werd gezien. Besloten werd dan ook om allereerst de Amerikaanse marine in de Pacific uit te schakelen. Het idee voor de aanval op Pearl Harbor werd geboren.
Toen Japan Pearl Harbor op 7 december 1941 aanviel en daarna Hong Kong en Malakka (invasie van Malakka) binnenviel, verklaarde de Nederlandse regering in Londen op 8 december 1941 de oorlog aan Japan. Japan reageerde aanvankelijk koel door te verklaren dat het zichzelf niet in oorlog achtte met Nederland. Nadat Nederland vanaf 10 december 1941 haar marineschepen echter opdracht gaf Japanse koopvaardijschepen aan te vallen, reageerde Japan met een ultimatum. Nederland diende de vijandigheden uiterlijk 28 december 1941 te staken. Deze reactie en het feit dat Japan lang heeft geprobeerd om via onderhandelingen haar zin te krijgen in Nederlands-Indië, bevestigd de gedachte dat Japan aanvankelijk geen directe plannen had om Nederlands-Indië binnen te vallen. Dit kan eveneens verklaren waarom relatief laat Japanse troepen de Nederlands-Indische archipel binnen vielen terwijl men al wel in Brits-Borneo was binnen gevallen. Mogelijk trachtte Japan hiermee te voorkomen dat de olie- en rubberindustrie in Nederlands-Indië voortijdig zou worden vernield.
Nederlandse land-, zee- en luchtstrijdkrachten namen deel aan de strijd tegen Japan vanaf 10 december 1940. Nederlandse landeenheden en vliegtuigen vochten in en boven Maleisië en Singapore. Nederlandse marineschepen namen actief deel aan het aanvallen van Japanse transportvloten en invasievloten. Dit allemaal nog voordat Japan ook maar één enkele vierkante meter Nederlands-Indisch grondgebied aanviel. Ten tijde van de Japanse aanval op Brits-Borneo namen Nederlandse vliegtuigen actief deel aan de strijd tegen de Japanse invasietroepen. Toch duurde het nog tot 11 januari 1942 voordat Japan verklaarde dat zij zich formeel in oorlog achtte met Nederland en ook het grondgebied van Nederlands-Indië binnenviel.
De Geallieerden werkten nauw samen om hun militaire activiteiten in het gebied te coördineren. Het zou echter nog tot 15 januari 1942 duren voordat daadwerkelijk de verschillende Geallieerde strijdkrachten in het gebied onder één bevel gingen opereren. Op dit dag werd namelijk ABDACOM (ABDA-Command = American-British-Dutch-Australian Command) ingesteld van waaruit alle militaire activiteiten van de Geallieerden zouden worden gecoördineerd.
December 1941
Vanaf november 1941 vond het Nederlandse Gouvernement in Nederlands-Indië de situatie dusdanig dreigend dat besloten werd tot mobilisatie en in paraatheid brengen van alle troepen in de archipel. Japan daarentegen bepaalde op 4 december dat in de aanstaande strijd tegen Groot Brittannië en de Verenigde Staten, Nederland beschouwd zou worden als een potentiële vijand, maar niet de wapens tegen Nederland op te nemen. Japan hoopte hiermee een voortijdige vernietiging van de olie installaties in Nederlands-Indië door Nederland te voorkomen. Toen Japan Hong Kong, Maleisië en Pearl Harbor aanviel, verklaarde Nederland zelf formeel de oorlog aan Japan. Desondanks bleef Japan verklaren zich niet in oorlog met Nederland te beschouwen.[2]
Nederlandse schepen, vliegtuigen en enkele grondtroepen namen echter vanaf dat moment actief deel aan de strijd tegen Japan in Maleisië en de wateren hier omheen.
Op 13 december 1941 verliet een Japanse vlooteenheid de haven van Cam Ranh Bay in Frans Indochina. Dit was de invasievloot voor Brits-Borneo en werd begeleid door de kruiser Yura (1922), de 12e Torpedobootjager Divisie (Murakumo (Dai-39), Shinonome (Dai-40), Shirakumo (Dai-42) en Usugumo (Dai-41)), de onderzeebootjager CH-7 (1938), het vliegtuigmoederschip Kamikawa Maru (1936). Totaal tien transportschepen vervoerden eenheden van de Japanse 35e Infanterie Brigade.
Op 16 december 1941 vielen onderdelen van de Japanse 35e Infanterie Brigade, onder leiding van Sho-sho (Generaal-majoor) Kiyotake Kawaguchi, Brits Borneo binnen bij Miri en Seria, teneinde de olievelden in Noord Sarawak in handen te krijgen. De Japanse troepen bestonden uit het 35e Infanterie Brigade Hoofdkwartier, het 124e Infanterie-Regiment, d 2e Yokosuka Marine Landingseenheid, de 4e Constructie Eenheid en diverse ondersteunende troepen.[3]
De verdediging in Brits-Borneo bestond uit het 2nd Battalion, 15th Punjab Regiment, een batterij met 152 mm geschut van de Hong Kong-Singapore Royal Artillery een detachement van het 35th Fortress Company (Royal Engineers) en een eenheid van de lokale Sarawak Rangers. Dit geheel stond onder bevel van Lieutenant Colonel C.M. Lane en werd aangeduid als Sarawak Force (SARFOR). Voor luchtsteun kon worden gerekend op Nederlandse vliegtuigen van het KNIL, gestationeerd op Nederlands-Borneo.
De landingen op 16 december verliepen zonder veel tegenstand. Miri en Seria konden snel worden ingenomen en korte tijd later volgde Lutong bij Miri. De kleine Britse troepenmacht kon weinig tegen de Japanse overmacht aanvangen. De eerste serieuze aanval op de Japanse troepen vond plaats op 17 december toen Nederlandse Martin B-10 bommenwerpers, opgestegen van de Nederlandse basis Singkawang II de Japanse vloot aanvielen. Zij konden echter weinig schade toebrengen. Drie Nederlandse Dornier Do 24 vliegboten vielen vervolgens de Japanners aan. Eén van de toestellen werd door een Japans drijvervliegtuig neergeschoten. De overige twee konden hun aanval doorvoeren. Bij deze aanval werd de Japanse torpedobootjager Shinonome door twee 200 kg bommen geraakt, waarbij het schip in twee delen brak en zonk. Op 18 en 19 december probeerden Martin B-10 bommenwerpers nogmaals een aanval uit te voeren, zonder resultaat. Ondertussen zagen de Japanners de basis Singkawang II als een serieuze bedreiging en de Nederlandse Martin B-10 vliegtuigen werden gedwongen zich op 23 december terug te trekken naar Sumatra.
Een ander wapenfeit vond plaats op 22 december 1941, toen een Japans konvooi uit Miri vertrok met bestemming Kuching. Dit konvooi werd ontdekt door de Nederlandse Dornier Do 24 vliegboot X-35, die vervolgens de Nederlandse onderzeeboot Hr. Ms. K XIV waarschuwde. Het lukte de onderzeeboot te infiltreren in het konvooi en de Hiyoshi Maru (Hiei Maru) en Katori Maru (1913) tot zinken te brengen. De overige schepen konden op 24 december hun troepen bij Kuching laten landen. Ook de Hokkai Maru (1932) werd beschadigd maar kon op een zandbank worden gezet en worden gered. Het gebied bij Kuching werd verdedigd door het 2nd Battalion, 15th Punjab Regiment. Hun moedig verzet kon echter niet voorkomen dat diezelfde dag Kuching in Japanse handen viel.
Gedurende de nacht van 23 op 24 december lukte het de Hr. Ms. K XIV ook nog de Japanse torpedobootjager Sagiri (Dai-50) tot zinken te brengen, een schip van de Japanse ondersteuningsvloot. Diezelfde dag echter zou de K XIV zelf met een torpedo tot zinken worden gebracht door de Japanse onderzeeboot I-66 (1931). Tussen 24 en 28 december voerden Nederlandse B-10 bommenwerpers, vliegend vanaf Singapore, Samarinda en Sembawang, nog bombardementsmissie uit op de Japanse troepen en vloot. Hierbij wisten zij op 26 december een Japanse mijnenveger en een olieschip tot zinken te brengen.
Rond 16.40 uur op 25 december 1941, namen Japanse troepen bezit van het vliegveld van Kuching. De overgebleven Punjab militairen trokken zich via de jungle terug naar Singkawang. Op 31 december 1941 waren Japanse troepen zover gevorderd dat zij Brunei, het eiland Labuan en Jesselton hadden bezet. Op 29 december moesten ze zich hier echter ook terugtrekken. De te hulp geroepen Nederlandse troepen die vanuit Nederlands-Borneo ter assistentie waren gekomen trokken zich eveneens terug. De geallieerden trokken via de jungle naar Sampit en Pangkalanbun om te trachten de Nederlandse vliegbasis Kotawaringin te bereiken.
Januari 1942
In januari 1942 plande Japan een drievoudige aanval op Nederlands-Indië. Hiervoor werden drie aanvalsgroepen geformeerd, een Oostelijke Aanvalsgroep met aanvalsdoelen in de richting van Celebes en de Ambon eilanden, een Centrale Aanvalsgroep met aanvalsdoelen in Nederlands-Borneo, Tarakan en Balikpapan en een Westelijke Aanvalsgroep met doelen op Sumatra en Java. Het belangrijkste doel van al deze aanvalsgroepen was om zo snel mogelijk de grondstoffenvoorraden en productie in Nederlands-Indië in handen te krijgen. Deze aanval werd op 11 januari 1942 aangevangen met de landingen bij Tarakan, Nederlands Borneo.[4]
Nederlands-Borneo werd verdedigd door een mengsel van diverse eenheden. Vlak bij de grens met Sarawak (Brits-Maleisië) had men vliegveld Singkawang II, waar een eenheid va 750 manschappen gereed stond deze te verdedigen. Op deze basis bevonden zich Brewster B-339 Buffalo jagers en Martin B-10 bommenwerpers. Naast deze KNIL vliegtuigen bevonden zich ook nog Dornier Do 24K vliegboten van de Groep Vliegtuigen 1, Marine Luchtvaartdienst bij Nederlands-Borneo. De vliegboten waren gestationeerd te Pontianak, waar zich ook een KNIL eenheid bevond. De Nederlandse KNIL eenheden bestonden uit het West Borneo KNIL Garnizoen, de Stadswacht Infanterie Compagnie te Pontianak, een luchtafweer batterij met twee stuks 40 mm geschut, een Medisch peloton en twee detachementen van de Stadwacht te Singkawang en Sintang.
Op 10 januari 1942 verklaarde Japan formeel de oorlog aan het Koninkrijk der Nederlanden en de volgende dag, 11 januari, vielen Japanse troepen het eerste Nederlands-Indische gebied binnen, het kleine eiland Tarakan. Tarakan, een klein eiland ten noordoosten van Borneo, was een belangrijke olieleverancier met 700 oliebronnen, raffinaderijen en het Vliegveld Tarakan. Een strategisch doel voor Japan. Het eiland werd verdedigd door het Tarakan Garnizoen bestaande uit drie bataljons infanterie een machinegeweer compagnie, een gemotoriseerd detachement, drie batterijen kustartillerie, twee pelotons genie, drie Glenn Martin B-10 bommenwerpers, vier Brewster Buffalo jachtvliegtuigen, drie Dornier Do 24K vliegboten, de mijnenveger Hr. Ms. Prins van Oranje en twee patrouilleschepen. Japan zette de aanval in met het Sakaguchi Detachment, ondersteund door schepen va de Westelijke Aanvalseenheid. Een Dornier Do 24 vliegboot ontdekte de Japanse vloot op 10 januari en Luitenant-Kolonel Simon de Waal, de Nederlandse bevelhebber, gaf hierop het bevel alle olie installaties op Tarakan te vernietigen. Rond 03.00 uur op 11 januari werden de eerste JApanse landingsboten nabij de Amal rivier gespot. De slag om Tarakan was begonnen.[5]
Op 15 januari 1942 werd American-British-Dutch-Australian Command (ABDACOM) ingesteld in een poging de activiteiten van de diverse Geallieerde militaire onderdelen beter te coördineren. Het algehele bevel over ABDACOM werd gegeven aan de Britse Field Marshall Sir Archibald Wavell met de US Army Air Force Lieutenant General George Brett als plaatsvervanger en de Britse Lieutenant General Henry Royds Pownall als stafchef. Het marine deel van ABDACOM stond onder bevel van de Amerikaanse Admiral Thomas C. Hart, terwijl de landeenheden onder bevel kwamen te staan van de Nederlandse Luitenant-Generaal Hein Ter Poorten. De luchteenheden kwamen onder bevel van de Britse Air Chief Marshal Sir Richard Peirse te staan.[6]
Al op 17 januari konden Japanse vliegtuigen gebruik maken van het vliegveld Tarakan als vooruitgeschoven vliegbasis. De olieinstallaties bij Tarakan en Balikpapan waren al vernietigd voordat de Japanners ze in konden nemen. Rond 28 januari had Japan bij Balikpapan ook vliegvelden in handen en konden vliegtuigen de Japanse opmars van dichtbij ondersteunen.[4]
In Brits-Borneo landden de Japanse troepen op 18 januari 1942 te Sandakan, de zetel van de Gouverneur van British North Borneo. De troepen aldaar, de North Borneo Armed Constabulary werd overlopen door de Japanners en op 19 januari gaf Governor Charles Robert Smith, British North Borneo over aan de Japanners. Sarawak, Brunei en British North Borneo waren zo goed als geheel in Japanse handen.
Gedurende de maand januari namen Japanse troepen zuid en midden Kalimantan op Nederlands Borneo in bezit. Pontianak kon op 29 januari 1942 worden bezet en de meeste geallieerde troepen trokken zich terug in de jungle.
Tegen het eind van de maand januari hadden Japanse troepen grote delen van Celebes en Nederlands Borneo in handen.[7]
Februari 1942
<div class="row">tekstMaart 1942
Op 8 maart 1942 tekende Nederland de onvoorwaardelijke overgave te Kalijati op West-Java. De dag erna gaven Generaal Ter Poorten en de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië Jonkheer A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer zich over aan de Japanners. Troepen in delen van de Nederlands-Indische archipel werden echter van deze overgave uitgesloten omdat deze ondertussen onder ander, zoals Australisch, bevel waren gekomen.[8]
april 1942
<div class="row">Op Borneo gaven de geallieerde troepen zich, na tien weken van jungle gevechten, op 1 april 1942 over aan de Japanse strijdkrachten.
References
Notes
- 1Morison, 2010, pag. 280
- 2Mook, 1944, pag. 106-107
- 3Morison, 2010, pag. 191
- 4Griess, 2002, pag. 85
- 5Womack, 2015, pag. 111-115
- 6Morison, 2010, pag. 277-278
- 7Vickers, 2013, pag. 86-87
- 8Vickers, 2013, pag. 87
Book references
- Cox, J.R. - Rising Sun, Falling Skies
- Griess, T.E. - The Second World War: Asia and the Pacific Atlas
- Mook, H.J. van - The Netherlands Indies and Japan
- Morison, S.E. - History of United States Naval Operations in World War II, Volume 3
- Vickers, A. - A History of Modern Indonesia
- Womack, T. - The Allied Defense of the Malay Barrier, 1941-1942