Britse Escortevliegdekschepen

Inleiding

Al vroeg tijdens de Tweede Wereldoorlog voorzagen de Britten de noodzaak om escortevliegdekschepen in te kunnen zetten voor de bescherming van konvooien. Experimenten met het Fighter Catapult Ship, CAM-schepen, MAC-Schepen en een escortevliegdekschip leidde tot de bouw en aanschaf van een reeks bij de Royal Navy in dienst genomen Escortevliegdekschepen.

Image 21520
HMS Biter vanuit een Fairey Swordfish, 1944 Source Imperial War Museum A 22717

Geschiedenis

Om het tekort aan luchtsteun voor de Atlantische konvooien op de lossen werden vanaf 1941een aantal experimenten uitgevoerd. Een eerste experiment was het gebruik van de Catapult Aircraft Merchantman, de CAM-schepen. Dit waren koopvaardijschepen met voorop het schip een katapult gemonteerd met daarop een Hawker Hurricane jachtvliegtuig[1].

Naast de CAM-schepen werd ook een aantal zogenaamde Fighter Catapult Ships uitgerust. Dit waren vier door de marine gevorderde koopvaardijschepen en één eigen marineschip[2]. De Fighter Catapult Ships kregen ook een katapult en jager aan boord[3].

Een ander experiment was het uitrusten van een koopvaardijschip met een vliegdek. Hierbij bleef het schip als koopvaardijschip fungeren maar voer het tegelijk een aantal jachtvliegtuigen mee op het vliegdek. Dit waren de zogenaamde Merchant Aircraft Carrier oftewel MAC schepen[1].

Image 21519
HMS Avenger (voorgrond) en HMS Biter in volle zee Source Public Domain (onbekend)

Een laatste experiment was het ombouwen van bestaande schepen tot Escorte Vliegdekschepen. Deze Escort Carriers waren tot volwaardige kleine vliegdekschepen omgebouwde, veelal koopvaardijschepen, in dienst van de Royal Navy en de US Navy. Naarmate de Tweede Wereldoorlog verstreek werden deze koopvaardijschepen in een steeds vroeger stadium verbouwd waardoor een nagenoeg volledig nieuw type marineschip ontstond dat van de kiel af opgebouwd werd voor dit doel.

De basis voor het Britse escortevliegdekschip programma lag bij de door de Britten zelf geproduceerde HMS Audacity. Bij de Amerikanen werd door de Britten aangedrongen op de bouw van een reeks escortevliegdekschepen op basis van dit ontwerp en te leveren volgens het Lend-Lease principe. Na eerst een aantal groepen schepen volgens dit Lend-Lease programma te hebben ontvangen produceerden de Britten wederom een aantal zelf omgebouwde schepen.

Audacity-klasse (1941)

Formeel geen klasse, telde deze slechts één schip, HMS Audacity. Eind 1940 werd op aandringen van Winston Churchill in 1939 gedaan, besloten een prijsschip om te bouwen, Dit werd het voormalige Duitse bananen transportschip m.v. Hannover, welke in maart 1940 in beslag was genomen. Uitgerust met een vliegdek werd het schip halverwege 1941 in dienst gesteld als HMS Empire Audacity en kort daarna aangemerkt als HMS Audacity. Al in december 1941 ging het schip verloren tijdens haar vierde konvooidienst.[4]

HMS Audacity was een klein schip dat acht Grumman Martlet toestellen aan boord had. Het schip kreeg een vliegdek van 138 meter lengte.[5]

Audacity-klasse (1941)


Image 21511
HMS Audacity tijdens konvooi HG-76, haar laatste konvooi Source Imperial War Museum HU 54361


HMS Audacity (D10)
ex-HMS Empire Audacity (D10)
ex-m.v. Empire Audacity
ex-m.v. Sinbad
ex-m.v. Hannover
Bremer Vulkan, Vegesack / Blyth Dry Docks & Shipbuilding Co Ltd, Blyth

Archer-klasse (1941)

HMS Archer was het tweede schip van de Amerikaanse Long Island-klasse escortevliegdekschepen. De Escort Carrier werd gebouwd door het verbouwen van de United States Maritime Commission (MARCOM) Type-C3 vrachtvaarder m.v. Mormacland. in feite was het schip een combinatie van de door de Britten gebouwde HMS Audacity en de Amerikaanse kijk op het concept escortevliegdekschip en stond model voor alle hierna voor aan de Britten volgens Lend-Lease contracten geleverde escortevliegdekschepen.[6]

Het schip kwam eind 1941 in dienst bij de Royal Navy. Het verschilde van haar Amerikaanse zusterschip door het achterwege laten van een aparte brug structuur. De oorspronkelijke brug was behouden onder het vliegdek en verbreed. Eind 1943 werd het schip buiten dienst genomen en ingezet als accommodatieschip. In 1944 werd het schip verbouwd tot vrachtvaarder.[7]

Archer-klasse (1941)


Image 21512
HMS Archer Source Imperial War Museum A 14603


HMS Archer (D78)
ex-BAVG-1
ex-m.v. Mormacland (1st)
Sun Shipbuilding & Drydock Co., Chester, Pennsylvania

Avenger-klasse (1941)

De Britse ervaringen met HMS Archer leidden tot een bestelling van vier vervolgschepen. Het voornaamste verschil werd een langer vliegdek van 134 meter. Voor de schepen uit deze klasse werd als basis, vier juist te water gelaten schepen van het United States Maritime Commission (MARCOM) Type C3-P&C, welke net als die voor de Long Island-klasse in aanbouw waren bij Sun Shipbuilding and Drydock Company in Chester, Pennsylvania. Deze Avenger-klasse zou als basis gaan dienen voor de meeste escortevliegdekschepen die nog zouden volgen. De bewapening werd ten opzichte van de Long Island-klasse opgevoerd tot drie stuks 10,16 cm geschut en negentien stuks 20 mm geschut.[8]

De Royal Navy nam uiteindelijk drie van de vier schepen in dienst. Het vierde schip (USS Charger) bleef in dienst van de US Navy en werd daar gebruikt voor de opleiding van Britse piloten die in de Verenigde Staten hun vliegdek opleiding kregen. Twee van de Britse schepen (HMS Avenger en HMS Dasher) gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren. HMS Biter werd na de Tweede Wereldoorlog terug gegeven aan de Amerikanen die het schip doorverkochten aan de Franse Marine.[9]

Avenger-klasse (1941)


Image 21513
HMS Biter Source Imperial War Museum FL 2164


HMS Avenger (D14)
ex BAVG-2
ex- m.v. Rio Hudson
Sun Shipbuilding and Drydock Company, Chester, Pennsylvania

HMS Biter (D97)
ex-BAVG-3
ex m.v. Rio Parana
Sun Shipbuilding and Drydock Company, Chester, Pennsylvania

HMS Dasher (D37)
ex-BAVG-5
ex-m.v. Rio de Janeiro
Sun Shipbuilding and Drydock Company, Chester, Pennsylvania

Attacker-klasse (1941)

De Attacker-klasse klasse escortevliegdekschepen waren een verbeterde variant op de voorgaande door de Amerikanen voor de Royal Navy geproduceerde schepen. Het waren aan de Britse wensen aangepaste schepen uit de 1e Groep van de Bogue-klasse. De Amerikaanse Bogue-klasse bestond uit twee groepen. De 1e Groep werd gebouwd door het verbouwen van al op stapel staande of te watergelaten vrachtschepen van het United States Maritime Commission (MARCOM) Type C3-S-A1 en het United States Maritime Commission (MARCOM) Type C3-S-A2. De 2e Groep was qua ontwerp gelijk aan de eerste groep, echter werden deze schepen eerder in het bouwproces verbouwd. De klasse kreeg twee liften tussen de hangar en het vliegdek. De bewapening was opgebouwd uit twee stuks 12,7 cm geschut en 40 mm luchtafweergeschut.[10]

Elf schepen uit de 1e Groep werden geleverd aan de Britse Royal Navy als Attacker-klasse.[11] Alle Britse schepen overleefden de Tweede Wereldoorlog waarna ze werden gesloopt of werden omgebouwd tot vrachtschepen.

Attacker-klasse (1941)


Image 21514
HMS Attacker Source Imperial War Museum A 17852


HMS Tracker (D24)
ex-BACV-6
ex-BAVG-6
ex- s.s. Mormacmail (2nd)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Battler (D18)
ex-USS Altamaha (ACV-6)
ex-USS Altamaha (AVG-6)
ex s.s. Mormacmail (3rd)
Ingalls Shipbuilding, Pascagoula, Mississippi

HMS Attacker (D02)
ex-BACV-7
ex-USS Barnes (ACV-7)
ex-USS Barnes (AVG-7)
ex-s.s. Steel Artisan
Western Pipe and Steel Company, San Francisco, California

HMS Hunter (D80)
ex-USS Block Island (ACV-8)
ex-USS Block Island (AVG-8)
ex-s.s. Mormacpenn
Ingalls Shipbuilding, Pascagoula, Mississippi

HMS Chaser (D32)
ex-USS Breton (ACV-10)
ex-USS Breton (AVG-10)
ex-s.s. Mormacgulf
Ingalls Shipbuilding, Pascagoula, Mississippi

HMS Fencer (D64)
ex-USS Croatan (ACV-14)
ex-USS Croatan (AVG-14)
Western Pipe and Steel Corporation, San Francisco, California

HMS Stalker (D91)
ex-USS Hamlin (ACV-15)
ex-USS Hamlin (AVG-15)
Western Pipe and Steel Corporation, San Francisco, California

HMS Pursuer (D73)
ex-USS St. George (ACV-17)
ex-USS St. George (AVG-17)
ex-s.s. Mormacland (2nd)
Ingalls Shipbuilding, Pascagoula, Mississippi

HMS Striker (D12)
ex-USS Prince William (ACV-19)
ex-USS Prince William (AVG-19)
Western Pipe and Steel Corporation, San Francisco, California

HMS Searcher (D40)
ex-ACV-22
ex-AVG-22
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation, Tacoma, Washington

HMS Ravager (D70)
ex-ACV-24
ex-AVG-24
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation, Tacoma, Washington

Ameer-klasse (1942) / Ruler-klasse (1942)

De Ameer-klasse, ook wel aangeduid als Ruler-klasse was de grootste groep en tevens laatste groep schepen die gebouwd werden in de Verenigde Staten en volgens Lend-Lease aan de Royal Navy werden geleverd. Het waren schepen uit de zogenaamde 2e Groep van de Amerikaanse Bogue-klasse. Deze 2e Groep schepen van de Bogue-klasse verschilde van de 1e Groep met name in het feit dat de schepen veel eerder tijdens het bouwproces werden verbouwd tot escortevliegdekschepen. Hierdoor kon eenvoudiger het ontwerp worden aangepast aan de wensen. De bewapening werd bij de 2e Groep verder uitgebreid. Allen werden gebouwd op een casco van het standaard United States Maritime Commission (MARCOM) Type C3-S-A1.[12]

Alleen het eerste schip, de USS Prince William werd in de Verenigde Staten gehouden en ging naar de US Navy. De overige 23 schepen gingen allen naar de Britse Royal Navy. Alle schepen uit deze klasse overleefden de oorlog, waarvan twee met ernstige schade.[13]

Ameer-klasse (1942)
Ruler-klasse (1942)


Image 21515
HMS Puncher, 1944 Source Imperial War Museum A 25713


HMS Slinger (D26)
ex-USS Chatham (CVE-32)
ex-USS Chatham (ACV-32)
ex-USS Chatham (AVG-32)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Atheling (D51)
ex-USS Glacier (CVE-33)
ex-USS Glacier (ACV-33)
ex-USS Glacier (AVG-33)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Emperor (D98)
ex-USS Pybus (CVE-34)
ex-USS Pybus (ACV-34)
ex-USS Pybus (AVG-34)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Ameer (D01)
ex-USS Baffins (CVE-35)
ex-USS Baffins (ACV-35)
ex-USS Baffins (AVG-35)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Begum (D38)
ex-USS Bolinas (CVE-36)
ex-USS Bolinas (ACV-36)
ex-USS Bolinas (AVG-36)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Trumpeter (D09)
ex-USS Bastian (CVE-37)
ex-USS Bastian (ACV-37)
ex-USS Bastian (AVG-37)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Empress (D42)
ex-USS Carnegie (CVE-38)
ex-USS Carnegie (ACV-38)
ex-USS Carnegie (AVG-38)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Khedive (D62)
ex-USS Cordova (CVE-39)
ex-USS Cordova (ACV-39)
ex-USS Cordova (AVG-39)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Speaker (D90)
ex-USS Delgada (CVE-40)
ex-USS Delgada (ACV-40)
ex-USS Delgada (AVG-40)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Nabob (D77)
ex-USS Edisto (CVE-41)
ex-USS Edisto (ACV-41)
ex-USS Edisto (AVG-41)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Premier (D23)
ex-USS Estero (CVE-42)
ex-USS Estero (ACV-42)
ex-USS Estero (AVG-42)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Shah (D21)
ex-USS Jamaica (CVE-43)
ex-USS Jamaica (ACV-43)
ex-USS Jamaica (AVG-43)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Patroller (D07)
ex-USS Keweenaw (CVE-44)
ex-USS Keweenaw (ACV-44)
ex-USS Keweenaw (AVG-44)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Rajah (D10)
ex-USS Prince (CVE-45)
ex-USS Prince (ACV-45)
ex-USS Prince (AVG-45)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Ranee (D03)
ex-USS Niantic (CVE-46)
ex-USS Niantic (ACV-46)
ex-USS Niantic (AVG-46)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Trouncer (D85)
ex-USS Perdido (CVE-47)
ex-USS Perdido (ACV-47)
ex-USS Perdido (AVG-47)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Thane (D48)
ex-USS Sunset (CVE-48)
ex-USS Sunset (ACV-48)
ex-USS Sunset (AVG-48)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Queen (D19)
ex-USS St. Andrews (CVE-49)
ex-USS St. Andrews (ACV-49)
ex-USS St. Andrews (AVG-49)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Ruler (D72)
ex-USS St. Joseph (CVE-50)
ex-USS St. Joseph (ACV-50)
ex-USS St. Joseph (AVG-50)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Arbiter (D31)
ex-USS St. Simon (CVE-51)
ex-USS St. Simon (ACV-51)
ex-USS St. Simon (AVG-51)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Smiter (D55)
ex-USS Vermillion (CVE-52)
ex-USS Vermillion (ACV-52)
ex-USS Vermillion (AVG-52)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Puncher (D79)
ex-USS Willapa (CVE-53)
ex-USS Willapa (ACV-53)
ex-USS Willapa (AVG-53)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

HMS Reaper (D82)
ex-USS Winjah (CVE-54)
ex-USS Winjah (ACV-54)
ex-USS Winjah (AVG-54)
Seattle-Tacoma Shipbuilding Corporation of Tacoma, Washington

Activity-klasse (1942)

Na de Amerikaanse Escortevliegdekschepen werden in Groot-Brittannië zelf een aantal nieuwe escortevliegdekschepen gebouwd. De Britten maakten hierbij wederom gebruik van het concept van het ombouwen van als koopvaardijschip op stapel gezette schepen. Eén van die schepen van m.v. Telemachus, welke al door het Ministry of War Transport was overgenomen als m.v. Empire Activity. Het schip was nog in aanbouw toen al werd besloten het te verbouwen tot vliegdekschip.[14]

Het schip kwam in september 1942 bij de Royal Navy in dienst en werd eind 1945 naar de reserve vloot overgeplaatst. In 1946 werd het weer verbouwd tot vrachtschip.

Activity-klasse (1942)


Image 21516
HMS Activity, 1944 Source Imperial War Museum A 21850


HMS Activity (D94)
ex-m.v. Empire Activity
ex-m.v. Telemachus
Caledon Shipbuilding & Engineering Company, Dundee

Nairana-klasse (1943)

De ervaringen met de ombouw van HMS Activity leidden tot het besluit nog eens drie koopvaardijschepen om te bouwen tot Escort Carrier. Voor de ombouw werd gekozen voor drie schepen van nagenoeg gelijke constructie die werden gebouwd voor de Port Line (2) en de Shaw Savill Line. De schepen werden echter op drie verschillende scheepswerven gebouwd. Volgens Britse scheepsbouw traditie hadden scheepswerven de ruimte om bij de bouw van schepen, ook al waren ze van eenzelfde ontwerp, afwijkingen toe te passen op basis van de eigen productiemethoden en toeleveranciers. Ook al waren de schepen in de Nairana-klasse van hetzelfde ontwerp en ook al was de ombouw eveneens volgens hetzelfde ontwerp, kunnen tussen de drie schepen onderling de nodige verschillen worden ontdekt.

De drie schepen kwamen eind 1943, begin 1944 in dienst bij de Royal Navy en overleefden allen de Tweede Wereldoorlog. HMS Nairana deed na de Tweede Wereldoorlog korte tijd dienst als vliegdekschip voor de Koninklijke Marine onder de naam Hr.Ms. Karel Doorman (QH 1) en werd later verbouwd tot vrachtschip. HMS Vindex werd na de oorlog eveneens verbouwd tot vrachtschip. Het derde schip, HMS Campania werd ook na de Tweede Wereldoorlog nog ingezet en in 1955 gesloopt.[15]

Nairana-klasse (1943)


Image 21517
HMS Campania Source Imperial War Museum FL 7442


HMS Nairana (D05)
ex-577 (bouwnummer)
John Brown & Company, Clydebank, Schotland

HMS Vindex (D15)
Swan Hunter and Wigham Richardson Ltd, Wallsend, Tyne and Wear

HMS Campania (D48)
Harland & Wolff , Belfast, Noord Ierland

Pretoria Castle-klasse (1943)

Het laatste schip dat bij de Royal Navy in dienst werd genomen als escortevliegdekschip was HMS Pretoria Castle. De m.v. Pretoria Castle was een in 1939 bij Harlnad and Wolff gebouwd passagiersschip dat in datzelfde jaar door de Britse Admiralty werd aangeschaft en verbouwd tot Armed Merchant Cruisers (AMC). In 1942 werd besloten het schip te verbouwen tot escortevliegdekschip. Halverwege 1943 werd het schip in dienst genomen en begin 1946 terug gegeven aan haar vooroorlogse eigenaar. Deze liet het weer verbouwen tot passagiersschip.[16]

Pretoria Castle-klasse (1943)


Image 21518
HMS Pretoria Castle, 1944 Source Imperial War Museum A 23564


HMS Pretoria Castle (F61)
ex-HMS Pretoria Castle
ex-m.v. Pretoria Castle
Harland and Wolff, Belfast, Noord Ierland / Swan Hunter, Tyneside

References

Notes

  1. 1Whiteman, 1968, pag. 675
  2. 2Terraine, 2009, pag.723
  3. 3Hobbs, 2014, Appendix D
  4. 4Hearn, 2007, pag. 34
  5. 5Darling, 2009, pag. 299
  6. 6Konstam, 2019, pag. 9-10
  7. 7Konstam, 2019, pag. 10
  8. 8Wragg, 2005
  9. 9Konstam, 2019, pag. 11-12
  10. 10Bauernfeind, 2012, pag. 72
  11. 11Wragg, 2005, pag. 177
  12. 12Konstam, 2019, pag. 28
  13. 13Bauernfeind, 2021, pag. 71
  14. 14Konstam, 2019, pag. 12
  15. 15Konstam, 2019, pag. 16
  16. 16Konstam, 2019, pag. 14

Book references