De in 1919, oorspronkelijk als HMS William Forbes gebouwde trawler Syrian, werd in 1939 door de Noorse marine in dienst genomen als patrouilleschip. Na de strijd in Noorwegen, week het schip uit naar Engeland en werd daar omgebouwd tot mijnenveger.

De Syrian was van oorsprong een in 1919 als HMS William Forbes opgeleverde Britse escortetrawler. Het was een Mersey-klasse Admiralty trawler. Het schip had een waterverplaatsing van 298 BRT en kon 10 knopen halen. Al snel na 1919 werd het schip verkocht en kwam het bij F. W. Robinson in Grimsby terecht als ss Syrian (H122). In februari 1938 werd het schip naar Hans S. Haram, Gäseid, Noorwegen verkocht waar het als visserschip in dienst kwam.

Nadat de Noorse Marine het schip in september 1939 had overgenomen, werd het uitgerust met een 76 mm kanon en als patrouillevaartuig in de vaart genomen. Het kreeg een 18 koppige bemanning. Het schip werd ingedeeld bij het 3. Sjöforsvarsdistrikt (3e Maritieme Verdedigingsdistrikt) met als thuisbasis Tromsö.

Op 8 april 1940 lag ds Syrian voor anker in de Vestfjord toen het o 04.20 uur acht onbekende torpedobootjagers waarnam die zich in Noorse territoriale wateren bevonden. Kaptein Bjarne Kaaveland, de bevelhebber van de Syrian, nam contact op met zijn bevelhebber van het 3. Sjöforsvarsdistrikt (3e Maritieme Verdedigingsdistrikt) in Tromsö. De Syrian kreeg opdracht de torpedobootjagers tegemoet te treden en te verzoeken te vertrekken. Kaaveland vaarde met de Syrian naar de torpedobootjagers en sommeerde deze om de Noorse territoriale wateren te verlaten. De torpedobootjagers waren Force WV voor Operatie Wilfred en bezig met het leggen van mijnen. HMS Hunter (H35), zond een boot met een officier naar de ds Syrian en deze informeerde Kaptein Kaaveland over de Britse bedoelingen, overhandigde de Noorse kapitein een kaart met de coördinaten van het mijnenveld en een memorandum van de Britse overheid aangaande de operatie. De Britse officier vertrok en ds Syrian kon niet veel meer uitvoeren dan het voorval rapporteren en ter plaatse blijven om eventueel arriverende koopvaardijschepen te waarschuwen.

Op 30 april 1940 opereerde ds Syrian samen met HMS Ardent (H41) bij het aan land zetten van Geallieerde troepen bij Bodö en Hoper.

Na de strijd in Noorwegen, trok ds Syrian op 8 juni 1940 naar Engeland en kwam in Rosyth terecht. Hier werd het schip omgebouwd tot mijnenveger en als HMS Syrian (FY 1732) in dienst genomen bij de 1st Minesweeper Division in Dundee.

Op 10 maart 1945 pikte ds Syrian overlevenden op van de getorpedeerde ds Nordhav II (HMS Nordhav II (FY 1906) en bracht deze naar Dundee.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de Syrian teruggegeven aan haar vooroorlogse eigenaren die het wederom als visserschip in dienst namen tot de maatschappij in 1958 failliet ging. In 1960 werd het verkocht aan een nieuwe eigenaar die het schip tot haar het in 1963 uit de vaart genomen werd als visserschip gebruikte.