Haast om te sterven - Het korte leven van verzetsman Fritz Conijn

Haast om te sterven - Het korte leven van verzetsman Fritz Conijn

[***][***]
Titel: Haast om te sterven - Het korte leven van verzetsman Fritz Conijn
Schrijver: Doeko Bosscher
Uitgever: Prometheus/Bert Bakker
Uitgebracht: 2015
Pagina's: 288
ISBN: 9789035142305
Omschrijving:

Doeko Fritz Jan Bosscher (Heiloo, 29 juli 1949) is professor emeritus eigentijdse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij genoot zijn middelbare schoolopleiding aan het Gymnasium van de paters jezuïeten, het Ignatiuscollege in Amsterdam. Vervolgens studeerde hij in Groningen waar hij in 1980 promoveerde op een proefschrift getiteld 'Om De Erfenis Van Colijn: De ARP Op De Grens Van Twee Werelden 1939-1952'.

Zijn nieuwe boek "Haast om te sterven" gaat over zijn oom, een broer van zijn moeder, de verzetsheld Fritz Gerhard Marie Conijn (1923-1944). De vraag rijst of het geschreven werd door een historicus of door een zijn oom bewonderende neef, oftewel of het een objectief geschiedenisboek is of een familiehistorie. Een tweede vraag die bij een bespreking van een 'levensbericht' gesteld mag worden, is of de schrijver gevolg geeft aan het advies van de directrice van het NIOD Marian Schwegman, die in 2008 in haar lezing ‘Waar zijn de Nederlandse verzetshelden’ betoogde dat levensbeschrijvingen van verzetshelden realistisch dienen te zijn, en dat de helden als mensen van vlees en bloed ten tonele gevoerd dienen te worden en niet louter als ‘helden‘.

Het boek vangt aan met een schets van het milieu waarin Fritz Conijn opgroeide. Adrianus Conijn, een welgesteld man, vestigde zich in 1840 in de stad Alkmaar als houthandelaar en zijn zaak floreerde. We krijgen allerlei details te horen over houtzaagmolens en verwanten, maar in de genealogie ontbreekt Nicolaas Willem Conijn (geb. 18-05-1887 te Alkmaar), de beruchte directeur van scheepswerf Gusto. Wat duidelijk wordt is dat Fritz zeer beschermd opgroeide als rijkeluiszoontje in een katholiek gezin, dat hij diverse hobby’s had, zoals zeilen, wandelen en goochelen, en dat hij een enthousiast padvinder was. Hij bezocht het (katholieke) Canisius Lyceum. Wij worden voorgesteld aan zijn ouders, broer en zussen en mogen de tamelijk zware Roomse nestgeur die in huize Conijn hangt inademen.

Bosscher schrijft over de dan 13 jarige Fritz:

"Tegelijk is Fritz een fanatiek lezer. In zijn jongste jaren verslindt hij alle bekende jeugdboeken, waaronder de dikke pillen van Karl May … Daarna komt de zwaardere kost."

De lezer zou graag vernemen hoe Fritz zich geestelijk ontwikkelde, welke boeken hij las. Dostojewski? Karl Marx? Wij worden niet geïnformeerd waar die ‘zwaardere kost’ uit bestond. Met dat zinnetje geeft Bosscher het feitelijk op om ons een held van vlees en bloed te schilderen. Verder moet de lezer zijn persoonlijkheid uit zijn daden afleiden.

Vanaf het begin van de bezetting zal Fritz Conijn het pad van het verzet opgaan, de eerste jaren als fondsenwerver voor de ‘Zeemanspot’, en als medewerker van het 'Nationaal Steunfonds' (NSF). Pas in een laat stadium van de oorlog zal hij actief worden bij de 'Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers' (LO) en daarna een half jaartje fungeren als 'Knokploeg' (KP) leider - om uiteindelijk te sterven in het verzetsharnas, met gesloten vizier.

Van een ‘lieve, zachte jongen’ groeit hij op tot een verzetsheld. In het slothoofdstuk ‘Balans’ schrijft Bosscher:

"Een eerlijk eindoordeel over Fritz Conijn verdisconteert niet alleen de moed en de zelfverloochening van deze ‘edele pionier van de KP Noord-Holland’ – zoals hij genoemd is – maar ook zijn zwakheden. Niets menselijks was hem vreemd. Naast de positieve karaktertrekken die uit condoleancebrieven en de overlevering naar voren kwamen (samengevat: een flinke man, trouw aan zijn vrienden en met een sterk besef van goed en kwaad) had hij minder goede eigenschappen, zoals ongeduld en overmoed. Hij maakte zoals iedereen zijn fouten en werd door schade en schande wijs."

De lezer zal overtuigd zijn dat Fritz het allemaal goed bedoelde, maar zal niet in staat zijn om, op grond van de beschrijvingen van zijn heldendaden, zich een eerlijk oordeel over het karakter van de held te vormen. We krijgen niet of nauwelijks stof aangereikt waardoor we de man leren kennen en waar de persoon al naar buiten treedt, schrijft Bosscher ons voor hoe hem te beoordelen. Of Fritz ‘door schade en schande wijs’ werd? Bosscher zegt het. Het zou te ver gaan om het boek een verkapte hagiografie te noemen, maar geschreven conform de wens van mevrouw Schwegman is het helaas niet.

Centraal in het boek staat zijn arrestatie in Amsterdam op 28 augustus 1944, die tot zijn dood zou leiden. De aanleiding was een poging om een medeverzetsman genaamd Harry Scharrer, kort tevoren gearresteerd door de ‘Sicherheitsdienst’ (SD), vrij te kopen. In het hoofdstuk ‘Balans’ schrijft Bosscher aansluitend op bovenstaand citaat daarover:

"De gebeurtenissen van eind augustus 1944 waren zijn levensverhaal in een notendop. Henry Scharrer móest vrij. De risico’s werden door Fritz onderschat, zijn talent om situaties naar zijn hand te zetten overschat. Daarin sleepte hij Millord en Lowey Ball mee, die de mislukte transactie op de Amstellaan overleefden."

In het hoofdstuk ‘Henry Scharrer en Ernst Klijzing’ maakt de lezer kennis met Scharrer. Het is 22 mei 1944 als Pierre, de tweede man van de KP Alkmaar, een ontmoeting met hem en Fritz heeft op het terras van ‘Americain’ in Amsterdam.

"Op het Leidseplein blijkt dat zijn [Pierre’s] Alkmaarse vriend gezelschap heeft van Henry Scharrer, iemand met wie de beide leden sinds enige tijd intensief samenwerken. Om deze Henry vrij te kopen uit gevangenschap en zo te redden van een wisse dood zal Fritz Conijn eind Augustus 1944 zijn leven op het spel zetten. De innige relatie tussen deze beide verzetsmensen heeft een ingewikkelde voorgeschiedenis."

Daar haakt Bosscher af. Wat er zo innig was aan die verhouding tussen Fritz en de veel oudere Henry en wat die voorgeschiedenis was, wordt niet uit de doeken gedaan. Henry wordt op 18 augustus tijdens een treinreis bij toeval gearresteerd, in het bezit van een pistool. Zijn vriend Yardin Millord, een NSF man, die met hem samen reist, ontkomt.

Enige dagen later ontvangt de echtgenote van Scharrer via een zekere Pons een briefje van haar echtgenoot, waarin staat dat de bezorger van het briefje tegen overhandiging van 10.000 gulden ervoor kan zorgen dat hij weer vrij komt en of ze dat maar wil regelen via Yardin Millord. Yardin Millord wantrouwt de zaak. Er wordt overleg gepleegd tussen mevrouw Scharrer, Yardin Millord, Fritz Conijn en een andere kennis van Scharrer, genaamd Lowey Ball. Er wordt besloten dat men een ontmoeting zal hebben met Pons, om uit te vinden voor wie hij werkt en hem te polsen over de kans op vrijlating van Scharrer.

Bij de ontmoeting met Pons op 28 augustus 1944 staat de SD klaar met een arrestatieteam en het hele gezelschap, waaronder Fritz Conijn, wordt gearresteerd. Fritz zal op 6 september vermoord worden en Scharrer ondergaat hetzelfde lot, de anderen overleven de oorlog. Pons was een ‘V-Mann’ van de SD-er Oelschlägel, die in opdracht van Oelschlägel als celspion contact had gemaakt met Scharrer en vervolgens met diens echtgenote.

De poging tot het vrijkopen van Scharrer diende geen strategisch doel. Waarom Fritz Conijn persoonlijk deelnam aan de bijeenkomst en daarbij een tas waarin vier pistolen en 10.000 gulden meebracht, wordt in het boek niet afdoende verklaard. Op blz. 192 blijkt, dat de poging niet uitging van Conijn, maar verricht werd in opdracht van Hugo van der Wiele en Jan Lowey-Ball:

"Hugo van der Wiele (‘Hugo Brandsma’, de leider van de groep [Brandsma]), en hij [Jan Lowey-Ball] besluiten dat Scharrer bevrijd moet worden, met geweld of, indien mogelijk, door betaling van losgeld."

Uit het boek blijkt dat het Scharrer geweest die de ondergang van de KP Alkmaar had bewerkstelligt door Ernst Klijzing, een verzetsman van de groep CS-6 uit Amsterdam waar de SD jacht op maakte, bij Fritz Conijn aan te bevelen. Klijzing zou door een onvoorzichtigheid in Alkmaar worden gearresteerd en de groep verraden. De KP Alkmaar, opgericht eind januari 1944 werd begin juli van dat jaar vrijwel geheel opgerold door de SD. De leiders, Frits en Pierre, een Limburger die naar Alkmaar was gekomen, behoorden tot de weinigen die het overleven, om hun acties in Amsterdam voort te zetten.

Bosscher beschrijft de heldendaden die de KP Alkmaar in de korte tijd van haar bestaan pleegde: Overvallen op distributiekantoren, liquidaties en dergelijke. Tussendoor plaats hij vignetten, waarin hij hoofd- of bijrol spelers nader belicht en stukjes waarin hij zijn persoonlijke visie op het verzet laat horen. Bovendien krijgt de lezer basisonderricht over het verloop van de oorlog in Nederland. Hij put daarbij zowel uit zijn persoonlijke collectie als uit materiaal afkomstig uit diverse archieven. Hoewel het boek een eindnotenapparaat heeft, wordt daaruit niet altijd duidelijk waar hij schriftelijke bronnen parafraseert of persoonlijke interpretaties van de feiten geeft. Het heeft er de schijn van dat Bosscher door de zeer grote hoeveelheid en verscheidenheid aan materiaal dat hij verzamelde soms zelf tussen de bomen het bos niet meer helemaal zag.

De titel van het boek suggereert dat Fritz min of meer een kamikaze-konijn was, dat hij zijn eigen dood bewust tegemoet snelde. Bosscher weet die indruk niet weg te nemen. Hoewel het boek over Fritz Conijn gaat, maakt Bosscher van de gelegenheid gebruik om ons zijn gehele familie met aanverwanten en kennissen voor te schotelen. Daaronder Anthonie Mertens, die na de oorlog met een zuster van Fritz huwde. Deze oud fascist en anti-semiet zou de gebroeders Sassen, SS-ers, bij de familie introduceren en na de oorlog Willem Sassen naar Zuid-Amerika helpen ontsnappen. Jochem Botman schreef daar uitvoerig over in zijn vorig jaar uitgekomen boek ‘De intriges van de gebroeders Sassen’.

Het boek is redelijk goed leesbaar, informatief, maar niet verhelderend. Het boek houdt het midden tussen een familieroman en een jongensboek.

Beoordeling: Goed
Picture: 11167

References

Sources