Het lievelingsboek van Adolf Hitler deel 1

Inleiding

Deel 1: Hitler en zijn grote held en voorbeeld Frederik de Grote


Op het hoogtepunt van zijn macht bezat Adolf Hitler drie bibliotheken: een in de Reichskanzlerei in Berlijn; een in zijn appartement in München en een in zijn buiten-verblijf op de Obersalzberg. Boeken die Hitler cadeau kreeg maar niet interessant vond wer-den in het partijgebouw in München, het Braune Haus, opgeslagen. Een journalist die de drie bibliotheken in 1942 heeft mogen bekijken schatte dat Hitler op dat moment ongeveer 16.000 boeken bezat. Een groot deel van die boeken is na de oorlog spoorloos verdwenen achter het IJzeren Gordijn, in vlammen opgegaan bij bombardementen, gejat door plunderen-de buurtbewoners of als souvenir meegenomen door geallieerde soldaten. Zo’n 3000 boeken werden in 1945, verstopt in drankkisten, aangetroffen in een zoutmijn niet ver van Berchtes-gaden. Ongeveer 1200 daarvan bevinden zich nu in The Third Reich Collection van The Library of Congress, Washington D.C. Maar Hitlers lievelingsboek zit niet in die collectie. Hitlers lievelingsboek bevindt zich sinds 1965 namelijk in de privécollectie van een Amerikaanse verzamelaar.

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog. Wereld in Oorlog vertelt opmerkelijke, aangrijpende en dramatische verhalen achter belangrijke gebeurtenissen, ontwikkelingen en militaire operaties in de recente oorlogsgeschiedenis. Het accent ligt daarbij op de Eerste en Tweede Wereldoorlog.

Picture: 5054
Het boek Friedrich der Grosse von Thomas Carlyle uit de eigen bibliotheek van Adolf Hitler. Source Collectie Breon Mitchell (USA)

Londen en Washington

Het zal je gebeuren. Als nietsvermoedend student loop je op een dag antiquariaat Maggs, 50 Berkeley Square, Londen binnen. Je ziet een boek over Frederik de Grote staan. Friedrich der Große von Thomas Carlyle. Het is in het Duits. Opmerkelijk, want je zit in Londen, maar verder is het geen bijzonder boek. Geen eerste druk, geen oude perkamenten band, niets van dat alles. Toch sla je het open. Je oog valt op een ex libris met een hakenkruis, een arend en een eikentak met wat bladeren en een eikel. Typisch, denk je nog. Dan zie je onderaan het ex libris in een soort Gotische letter de naam van de vorige eigenaar staan: Adolf Hitler.
Het overkwam de Amerikaan Breon Mitchell in 1965, het jaar dat hij in Oxford studeerde. De boekverkoper vertelde dat het boek al twintig jaar op de plank stond. Hij had het boek in het najaar van 1945 voor drie pond van een Amerikaanse soldaat gekocht. Al die jaren had niemand het willen hebben. Voor vijf pond mocht Mitchell het meenemen. You-gotta-be-kidding-me! Tegen zo’n aanbod zegt zelfs een arme student geen nee. Toen Mitchell later ook nog eens hoorde dat dit een van Hitlers lievelingsboeken was geweest en hij ontdekte hoe Hitler en Joseph Goebbels in de laatste desperate weken van het Derde Rijk juist dit boek ge-bruikten om zichzelf, elkaar, de generale staf en de frontsoldaten nog eenmaal voor te spiegelen dat Duitsland de Endsieg niet zou kunnen ontgaan wist hij: dit was een vondst waar elke boekenverzamelaar alleen maar van kan dromen. Dit was een vondst van museale waarde. No kidding! En dat voor maar vijf pond!

Hitlers lievelingsboek zit niet in The Third Reich Collection van The Library of Congress. Toch begint het verhaal daar wel. Met een stadsgidsje van Berlijn. En weer is het op het eerste gezicht niets bijzonders. Goed: het is een oud gidsje, maar op elke boeken-markt in Duitsland kom je zulke stadsgidsjes tegen. Ook dit gidsje zit daar vast wel eens tus-sen. Kostte bij verschijnen in 1909 drie mark en kost antiquarisch nu iets van vijftien euro. Misschien een keer twintig euro – meer zal het niet zijn. En waarschijnlijk heb je dan ook nog een mooier exemplaar dan The Library of Congress bezit. Dat is namelijk redelijk stukgelezen, heeft ezelsoren, is beduimeld en op sommige bladzijden zit kaarsvet. Ook staan er met pen geschreven aantekeningen in. Op het titelblad staat in handschrift in paarse inkt de plaatsdatering “Fournes, 22. November 1915.” Daarvoor staat de naam van de eigenaar: “A. Hitler.” En die beduimelde bladzijden met ezelsoren en kaarsvet; laten dat nou net de bladzij-den over Frederik de Grote zijn. Over zijn zomerpaleis in Potsdam, Schloß Sanssouci; zijn graf in de Garnisonkirche en zijn standbeelden in Berlijn.

Picture: 5055
Pagina uit het boek Friedrich der Grosse von Thomas Carlyle. Source Collectie Breon Mitchell (USA)
Picture: 5056
Idem als bovenstaand. Source Collectie Breon Mitchell (USA)

Fournes

Het Franse dorpje Fournes – voluit Fournes en Weppes – ligt ongeveer vijftien kilometer ten zuidwesten van Lille. Hitler verbleef hier van maart 1915 tot september 1916. In augustus 1914 was Hitler als vrijwilliger in dienst getreden van het 16e Beierse reserve-infanterie-regiment en op 9 november van dat jaar werd hij als koerier (Ordonnanz of Meldegänger) aan de regimentsstaf toegevoegd. Toen de Engelsen op 10 maart 1915 bij Neuve Chapelle een doorbraak wisten te forceren werd Hitlers regiment naar deze plek gestuurd voor een tegenaanval. De aanval mislukte en het regiment trok zich terug in Fromel-les. Daar werd de commandopost van het regiment ondergebracht in de kelder van een huis. De regimentsstaf betrok een huis in Fournes en Weppes, lopend ongeveer een uur gaans. Het was Hitlers taak om de orders van de staf van Fournes naar Fromelles te brengen.
Omdat een koerier in de regel om en om drie dagen dienst en drie dagen vrij had, had Hitler in Fournes ruim de tijd om te tekenen en te lezen. Zelf zou hij later beweren dat hij de hele oor-log het werk van de Duitse filosoof Schopenhauer bij zich had gedragen. Hier ook, in Fournes, las hij op 22 november het stadsgidsje van Berlijn met het hoofdstuk over Frederik de Grote. Het was de bevestiging van een liefde die nooit meer over zou gaan.

Een soldaat die zich tussen de gevechten en bombardementen door verdiept in het werk van een negentiende-eeuwse filosoof en de monumenten voor een achttiende-eeuwse koning en veldheer – het mag ons nu vreemd in de oren klinken; het was rond 1915 zeer gangbaar. Natuurlijk zullen er maar weinig soldaten daadwerkelijk met het werk van Schopenhauer in de binnenzak in de loopgraven hebben gelegen maar Frederik de Grote was tijdens de eerste we-reldoorlog wel uitermate populair onder de frontsoldaten. Hij was één van de helden van de nationalistische stromingen in Duitsland en zijn leven en daden (lees: gewonnen veldslagen) spraken zeer tot de verbeelding van de soldaat en dat kwam de propaganda goed van pas. Tijdens de marsen bezongen de soldaten zijn daden en betuigden zij hem eer. Dat Frederik de Grote geen Duitse nationalist was en liever Frans dan Duits sprak ‘vergat’ men daarbij voor het gemak maar even. Het zou niet de laatste keer zijn dat Frederik de Grote als held en voor-loper van het Duitse nationalisme werd neergezet. Maar niet alleen de soldaten bewonderden Frederik de Grote; ook een groot schrijver als Thomas Mann stak in zijn in 1913 verschenen Friedrich und die große Koalition zijn waardering niet onder stoelen of banken.

Dat Duitsland de oorlog in 1918 verloor maakte voor de populariteit van Frederik de Gro-te onder de Duitsers niet uit. Het lijkt er zelfs op dat hij in de jaren na de Eerste Wereldoorlog populairder was dan ooit tevoren. Tussen 1920 en 1923 verscheen, onder regie van Arzén von Cserépy, in vier delen de eerste film over Frederik de Grote: Fridericus Rex. De film bezorgde de hoofdrolspeler, Otto Gebühr, de rol van zijn leven. Hij zou in de jaren die volg-den nog minstens acht keer de rol van Der alte Fritz – zoals Frederik de Grote in de volksmond wel genoemd werd – op zich nemen. Voordat Hitler in 1933 aan de macht kwam waren er al zes films over Frederik de Grote verschenen; voor het begin van de Tweede We-reldoorlog nog eens zes en zelfs in de oorlog (1942) verscheen er nog een film over Frederik de Grote: Der große König. Hitler wordt in de hele film niet genoemd, maar niemand ontging de boodschap: net als Frederik de Grote vocht – en overwon – Hitler. Niet voor eigen eer of genoegen, maar voor volk en vaderland.

De Bierkellerputsch

Ook Hitler bleef na het debacle van de Duitse overgave zijn held uit zijn tijd in Fournes trouw. De liefde werd zelfs inniger; als bij zoveel Duitsers. In zijn spaarzaam gemeubileerde kamer aan de Thierstraße in München hingen nauwelijks wandversieringen. Maar een van die weinige versieringen was een met kerst 1922 gekregen portretje van Frederik de Grote. In 1923 omschreef hij Frederik de Grote als ‘die reus die in zijn eentje meer gepresteerd heeft dan de hele Rijksdag bij elkaar’ en in het in 1924 in de gevangenis in Landsberg geschreven Mein Kampf – Hitler zat gevangen vanwege zijn aandeel in de mislukte staatsgreep (de zogenaamde Bierkellerputsch) in de nacht van acht op negen november 1923 – noemt Hitler Frederik de Grote een ‘geniale held’. Daarvoor al, in zijn slotpleidooi voor de rechtbank, gehouden op 24 maart 1924, had Hitler het boek van Carlyle over Frederik de Gro-te aangehaald: “Es ist das Wundervolle, wenn der englische Geschichtsschreiber Carlyle von Friedrich dem Groβen betont, daβ dieser groβe König wahrhaftiger Gott nur ein Leben von Arbeit besaβ im Dienste seines Volkes! Glauben Sie nun, daβ das, was im November 1918 an die Spitze des deutschen Reiches kam, die reine Hände besaβ, diese Autorität eines Friedrich, diese Staatsautorität zu bewahren?” De zittende regering bezat volgens Hitler geen autoriteit. En, zo redeneerde hij, stond in dat geval ‘het onvervreemdbaar recht van een volk op zelfver-dediging tegen een onbekwaam parlement boven de formele geldigheid van de grondwet.’

Door Hitlers pleidooi was ook Goebbels onder de indruk geraakt van Frederik de Grote en Carlyle. “Wat u zei,” schreef hij Hitler, “is de catechismus van het nieuwe politieke geloof.” Een van de eerste dingen die Goebbels deed toen hij in november 1926 in Berlijn aankwam – Hitler had hem eind oktober tot Gauleiter van Berlijn benoemd – was het bezoeken van het graf van Frederik de Grote in de Garnisonkirche in Potsdam, een stad onder de rook van Berlijn. Hij noemde het in zijn dagboek een van de ‘indrukwekkendste momen-ten’ uit zijn leven. Zag hij hier het licht? Besloot hij toen om Hitler in de toekomst als de mo-derne belichaming van Frederik de Grote te gaan presenteren? Hitler zou het zeer waarderen, wist Goebbels. En Hitler begon zich uit zichzelf al meer en meer als opvolger van Frederik de Grote te presenteren. In zijn werkkamer in het in 1930 door de NSDAP aangekochte Braune Haus in de Briennerstraße in München was Frederik de Grote al prominent aanwezig. Thuis had een simpel portretje nog volstaan; hier hingen nu al enkele schilderijen van zijn held. Hitlers gevolg was al om en ook bij de bevolking was Frederik de Grote zeer geliefd... Als ook zij Hitler, net als hij dat zelf deed, als enige rechtmatige opvolger van Fre-derik de Grote zouden gaan zien... De weg was nog lang, maar als het Goebbels zou lukken...

Adolf Hitler werd op 30 januari 1933 Reichskanzler van Duitsland. Op 13 maart van dat jaar werd Goebbels Reichsminister für Volksaufklärung und Propaganda. Zijn eerste grote taak was de enscenering van de installatie van de nieuwe Reichstag op 21 maart. Hij had geluk: nog voor zijn benoeming was al besloten dat het feest in Potsdam zou worden gehouden – de stad van Frederik de Grote. En de magistratrat van Potsdam, dr. Friedrich Bestehorn, kwam zelf met het voorstel hier de Garnisonkirche voor te gebruiken. Mooier kon Goebbels het zich niet wensen. De Garnisonkirche was de plaats waar de leden van het Pruisische gardekorps in het verleden de eed van trouw aan God en koning (Frederik de Grote) hadden afgelegd. Nu stond Hitler op deze plek.
Reichspräsident Hindenburg – de man die Hitler in januari had benoemd – droeg het uniform van een Pruisisch veldmaarschalk (en stond zo voor het heden en het verleden) en Hitler droeg een jacquet (en stond zo voor het heden en de toekomst.) Met hun handdruk - waarbij Hitler, precies volgens regie, het hoofd deemoedig boog - werden heden, verleden en toekomst aaneengesmeed. Met deze handdruk werd Hitler onlosmakelijk met Frederik de Grote verbonden. Frederik de Grote werd die dag met ‘Preußische Lieder, Glockenspiele und Reime’ geëerd, maar Goebbels had Hitler al naadloos in de teksten ingepast:

Du bist nicht gestorben, König Fritz.
Du lebst! Und dein Blick hat uns alle durchglüht,
Und all das Große, das jetzt geschieht.
Du gabst unserem Führer den Krückstock zur Hand:
‘Da, mach er mir Ordnung im Preußenland.
Er kann’s! Von allen nur Er allein.
Er soll meines Willens Vollstrecker sein!’

Aan het einde van de ceremonie klonken door de klanken van het Niederländisch Dankgebet heen buiten de kerk 21 saluutschoten. Het Niederländisch Dankgebet was het lied dat Frederik de Grote tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) in 1757 ter viering van de overwinning op Oostenrijk had aangeheven.
Om er zeker van te zijn dat de mensen de betekenis van de dag werkelijk niet kon ontgaan liet Goebbels een ansicht in omloop brengen met daarop van linksachter naar rechtsvoor – van het verleden naar het heden – Frederik de Grote, Otto von Bismarck, Paul von Hindenburg en Adolf Hitler met daaronder de tekst: “Was der König eroberte, der Fürst formte, der Feldmarschall verteidigte, rettete und einigte der Soldat.” Eindelijk hadden Hitler en Goebbels bereikt waar zij al zo lang van droomden: Adolf Hitler stond op een lijn met zijn grote held Frederik de Grote. En heel Duitsland was er via de radio live getuige van geweest.

Picture: 5058
Ansicht uit 1933 met v.l.n.r. Frederik de Grote, Otto von Bismarck, Paul von Hindenburg en Adolf Hitler met daaronder de tekst: “Was der König eroberte, der Fürst formte, der Feldmarschall verteidigte, rettete und einigte der Soldat.” Source Martijn Steenbergen

1934

Nu hun droom was uitgekomen konden Goebbels en Hitler even gas terugnemen en Frederik de Grote speelde een aantal jaren een wat ondergeschikte rol in de propaganda. Hitler noemde en citeerde hem nog steeds regelmatig in zijn toespraken en tafelgesprekken en bij ceremonies werd nog regelmatig het Niederländisch Dankgebet gehoord maar het pompeuze van de dag van Potsdam was er vanaf. In 1934 kocht Hitler het olieverfportret van Frederik de Grote door Anton Graff – door de fors gestegen verkoop van Mein Kampf sinds zijn aantreden als Reichskanzler was de vraagprijs van 34.000 mark geen probleem – maar daar is het hoogtepunt voor de eerste regeringsjaren ook direct mee ge-noemd. Hitler had de successen van Frederik de Grote ook niet meer nodig. Hij boekte nu eigen successen. Het Rijnland was terug bij Duitsland, Oostenrijk was na de Anschluß de Ostmark geworden en sinds maart 1939 wapperde op het Hradčany Kasteel in Praag de hakenkruisvlag. En al die tijd was er geen schot gelost. Na de inname van Praag zei Hitler tegen zijn secretaresses dat hij ‘de grootste Duitser ooit’ was. Eindelijk had hij Frederik de Grote overvleugeld. Op zijn 50e verjaardag (20 april 1939) ontving Hitler van de stad München een borstbeeld van Frederik de Grote en Heinrich Himmler, Reichsführer SS, gaf hem een kostbaar schilderij van Frederik de Grote te paard van Adolf (von) Men-zel cadeau. Pas toen Hitler Polen binnenviel had hij Frederik de Grote weer nodig. In een toe-spraak vergeleek hij de inval in Polen met de aanval van Frederik de Grote op Silezië in 1740. Ook bij de voorbereidingen voor de aanval op Rusland werd Frederik de Grote gebruikt: de codenaam voor deze aanval was lange tijd Fall Fritz, voordat Hitler deze in december 1940 in Barbarossa veranderde.

In de eerste oorlogsjaren kwam Frederik de Grote wel eens ter sprake tijdens gesprekken onder het eten of in Hitlers avondvullende monologen maar hij bleef in de propaganda nog steeds op de achtergrond. De Nederlandse schrijver Karel van het Reve beschrijft in een anekdote hoe Frederik de Grote in de eerste oorlogsjaren door de Duitse propaganda werd ingezet: “In de oorlog kwam ik een keer thuis uit de grafische school en uit de radio klonk een fluitconcert. Het klonk of het gemaakt was door iemand die eigenlijk niet kon componeren. Als ik zou worden gedwongen een fluitconcert te maken zou ik het ongeveer zo doen. Waar-om, dacht ik, zenden ze dat talentloze concert uit? Kennelijk omdat het een historisch curio-sum is. Dan moet het haast wel een concert van Frederik de Grote zijn, want die speelde fluit. Ik was heel trots, toen de omroeper na afloop van het stuk mijn vermoeden bevestigde.” Het was niet de oorlogvoerende, heerszuchtige Frederik de Grote die werd opgevoerd, maar de cultuurminnende, fluitconcerten componerende koning.

Na de nederlaag bij Stalingrad aan het begin van 1943 veranderde het door Goebbels geschetste beeld van Frederik de Grote. Het was niet meer de briljante overwinnaar of de componist die naar voren kwam maar de nimmer versagende Koning die, helemaal alleen en zonder bondgenoten, omringd door vijanden, tegen een overmacht moest zien stand te houden. Standhouden of ten onder gaan werd het devies. In 1943 verscheen een editie van het boek van Carlyle, speciaal gedrukt voor de soldaten aan het front. Het is dit beeld van de nimmer versagende Koning dat in het Vorwort bij deze editie naar voren komt en het is dit beeld dat Goebbels zelf in zijn beroemde ‘totalen Krieg’ toespraak van 18 februari 1943 van Frederik de Grote schetste. Eigenlijk, gaf hij toe, heeft hij in het verleden helemaal geen recht gehad over Frederik de Grote te beginnen. Nu pas, na de moeilijkheden aan het Ostfront, nu pas kwam het er echt op aan en nu pas kon Duitsland laten zien dat het een waar kind van Frederik de Grote was. Frederik de Grote had stand moeten houden en ook vandaag, Heute, heette het in het Vorwort, “Heute, wo es wieder um Sein oder Nichtsein geht, um die Vernichtung des Vaterlandes oder um eine Größere Zukunft, wird uns dieser König zum Vorbild.” Ook in Der Große König komt dit beeld naar voren. Biograaf Ian Kershaw: “De groots opgezette film Der Größe König maakte het Goebbels mogelijk Hitler door vergelijking tot een latere Frederik de Grote te stileren, geïso-leerd in zijn majesteitelijkheid, een heldhaftige strijd voerend voor zijn volk tegen sterke vij-anden, die hij na de nodige crisis en rampspoed overwint. In de laatste oorlogsjaren zou Hit-lers zelfbeeld steeds meer op dit portret gaan lijken.”

Picture: 5059
Frederik de Grote als eerste Nationaal-Socialist, Propaganda-ansichtkaart. Source Martijn Steenbergen

Stalingrad en Heldengedenkdag

Bij alle grote veldslagen die na Stalingrad nog zouden volgen zou Hitler zich op de stand-houdende, immer doorvechtende koning beroepen. Op 6 juni 1944, D-Day, beriep Hitler zich op hem, bij het Ardennenoffensief (december 1944) haalde hij hem aan en zelfs toen de geal-lieerden begin maart 1945 aan de Rijn stonden – de laatste natuurlijke verdedigingslinie voor het Ruhrgebiet, het hart van Duitsland oorlogsindustrie – beriep hij zich op Frederik de Grote: “Zo nodig zullen we aan de Rijn doorvechten. Onder alle omstandigheden zullen we blijven doorvechten, tot, zoals Frederik de Grote zei, een van onze vervloekte vijanden te moe wordt om nog verder te vechten, en we zullen blijven doorvechten tot we een vrede bereiken...”
Niet alleen Hitler, ook Goebbels zocht in die tijd weer steun bij Frederik de Grote. Op vijf maart 1945 noteert hij in zijn dagboek dat hij de dag ervoor eindelijk weer eens tijd had kun-nen vinden voor wat lectuur: “Ik ben nu vooral geboeid door het boek van Carlyle over Frede-rik de Grote. Wat een voorbeeld voor ons en wat een troost en opbeuring in deze ellendige dagen!” Steeds weer stelt Goebbels Frederik de Grote als voorbeeld: “Wij moeten zijn zoals Frederik de Grote geweest is en ons ook zo gedragen.” En met Frederik de Grote ook Hitler. Het gedrag van Hitler ten aanzien van ‘mensen en gebeurtenissen’, meende Goebbels, deed sterk aan Frederik de Grote denken. “Hem streeft hij, bewust en onbewust, na. Dat moet ook voor ons allen een voorbeeld zijn! Hoe graag willen wij dit voorbeeld niet met heel ons hart volgen.”

Een paar dagen later, zondag 11 maart 1945, ging Goebbels ’s avonds nog even bij Hitler op bezoek. Volgens Goebbels maakte Hitler een ‘bijzonder krachtige’ indruk en leek hij ‘in opperbeste vorm’. Maar hij kon niet ontkennen dat Hitler die Heldengedenktag de soldaten niet had toegesproken. Sinds 1939 zwoeren soldaten op Heldengedenktag trouw aan Hitler. Maar Hitler had zich die dag niet laten zien. Hermann Göring, tweede man van het Rijk en Opperbevelhebber van de Luftwaffe, had moeten spreken. Dat Göring sprak vond Goebbels maar niets: “Hij is geen Nationaal-Socialist maar een sybariet; laat staan dat hij een volgeling van Frederik de Grote zou zijn!” Het stond eind ’44, begin ’45 bijna ge-lijk aan hoogverraad om geen volgeling van de heroïsche Frederik de Grote te zijn. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944 vergelijkt Roland Freisler, de Präsident des Volksgerichtshofes een van de verdachte generaals met een generaal onder Frederik de Grote: “Wenn Friedrich der Große solche Untergeneräle gehabt hätte wie diese... Er hätte seine Last gehabt mit denen, die immer, wenn es brenzlig wird, den Mut sinken lassen. Aber am Ende kam doch der Sieg!”

Ook de kranslegging bij het beschadigde Monument voor de Helden aan Unter den Linden had Hitler de zondag van Heldengedenktag laten lopen. Hitler had andere dingen aan zijn hoofd. Sinds een paar dagen was er een Amerikaanse bruggenhoofd over de Rijn en in het oosten stonden de Russen op het punt Küstrin aan de Oder in te nemen. Het Derde Rijk was op sterven na dood. Zorgen te over.
Om Hitler wat op te beuren besloot Goebbels zijn Führer voor te lezen uit het boek van Carlyle. Hij koos voor de passage waarin Carlyle beschrijft hoe Frederik de Grote tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) op breken stond. De wanhoop nabij overwoog deze zelfmoord – hij had al een datum geprikt – toen hem het bericht bereikte dat zijn belangrijkste vijand, Tsarina Elisabeth I van Rusland, overleden was. Haar opvolger, Tsaar Peter III, was een vriend van Frederik en Rusland trok zich uit de oorlog terug. Het verhaal had Hitler tot tranen toe geroerd: “Hitler benadrukt dat het de grote voorbeelden zijn, waarnaar wij ons nu moeten richten en dat onder hen Frederik de Grote de meest uitzonderlijke persoonlijkheid is. Wij moeten er een eer in stellen ook in onze tijd een voorbeeld te geven, zodat latere genera-ties zich net zo op ons kunnen beroepen zoals wij ons nu op de helden uit de geschiedenis moeten beroepen.”
Goebbels gaf het boek aan Hitler en maakte van de situatie gebruik door twee horoscopen te laten brengen. Een gebaseerd op de geboortedag van Hitler, twintig april 1889, en een op die van de Weimar Republiek, negen november 1918. Ineens zagen Hitler en Goebbels iets wat ze niet eerder was opgevallen. Beide horoscopen voorspelden een inktzwart begin van 1945 maar voorspelden ook dat de situatie half april om zou slaan. Victorie lag in het verschiet. Wat de ommekeer in moest luiden was Hitler niet duidelijk maar het Lot dat hem had voorbestemd de Grootste Duitser ooit te worden had hem al zo vaak gered dat het hem ook nu niet in de steek zou laten. Als een van zijn vijanden, Churchill, Roosevelt of Stalin, de strijd moe zou worden zou alles nog goed komen.

Picture: 5060
Het in 1934 door Hitler aangeschafte portret van Frederik de Grote van Anton Graff (1736-1813). Hitler zei: “Wanneer slecht nieuws mijn humeur dreigt te bederven, put ik nieuwe moed uit het kijken naar dit schilderij.” Source Martijn Steenbergen

Potsdam

De oorlogssituatie werd steeds desperater voor Hitler, maar op twaalf april 1945 overleed plotseling de Amerikaanse president Roosevelt. Goebbels hoorde het nieuws op avond van de dertiende, liet champagne brengen en belde Hitler om hem te feliciteren. “Het staat in de sterren geschreven! Het wonder van Frederik de Grote zal zich ook aan U voltrekken, Mein Führer.” Dit was de ommekeer die de horoscopen al voorspeld hadden!
De dood van Roosevelt gaf Goebbels vleugels. Die avond had hij – een uurtje rijden – de sol-daten aan het Ostfront bezocht. Hij had over het wonder dat Frederik was overkomen gesproken. Glimlachend had Oberbefehlshaber der 9. Armee Theodor Busse Goebbels gevraagd wie in deze moderne uitvoering de rol van de Tsarina zou spelen. Nu werden SS-troepen als exegeten naar het front gestuurd om de dood van Roosevelt te duiden. Ze deelden ook het boek van Carlyle over Frederik de Grote uit, in 1943 verschenen in de reeks Bücher des Frontarbeiters - boeken die de frontsoldaat moesten vermaken, ontspannen of stichten.
Ook Hitler reageerde uitgelaten op de dood van Roosevelt. Hij riep zijn generaals bijeen en maakte hen duidelijk dat hij en hij alleen gelijk had. Hij smeet het overlijdensbericht op tafel en begon over Frederik de Grote. Voor de zoveelste keer. Ook die had generaals om zich heen gehad die zeiden dat de strijd verloren was en ook Frederik had puur op wilskracht doorgezet. Alleen. Het was domweg een kwestie van doorvechten tot, net als bij Frederik de Grote... Hoe vaak moest hij dat nou nog zeggen? Verraders waren het, verraders! Nu ik de mensen ken, geef ik de voorkeur aan honden, zei Frederik de Grote. Hitler zei: alleen mijn hond is mij trouw gebleven. En weer kreeg Hitler de generaals mee. Voor een paar uur heerste er een overwinningsroes in de Führerbunker, meters onder de grond. De champagne vloeide rijkelijk. Alles zou inderdaad toch nog goed komen.

De overwinningsroes was van korte duur. De avond erna, 14 april, werd Potsdam gebom-bardeerd. Ook de Garnisonkirche werd getroffen. Al hadden de Duitsers de lichame-lijke overblijfselen van Frederik de Grote al in 1943 in veiligheid gebracht, niemand kon de symboliek van het bombardement ontgaan. Hier was op 21 maart 1933 het Derde Rijk begon-nen.
De laatste slag – de Slag om Berlijn – begon op de 16e van die maand. En weer kwam Frederik de Grote van pas: als hij soldaten van 15 en 16 jaar oud al in rang bevorderd had, dan mocht Hitler ze toch zeker ook inzetten, nu het voortbestaan van het Rijk op het spel stond? Urenlang staarde hij naar het schilderij van Frederik de Grote. Het had hem de hele oorlog op al zijn tochten langs al zijn hoofdkwartieren vergezeld, nu hing het in zijn kamer in de bunker. Eens was door een van de telefonisten van de bunker waargenomen hoe Hitler ’s nachts bij een kaars die door de tocht van de ventilatie onrustig stond te flakkeren, in zijn woonvertrek in een soort ‘trance’ naar het portret had gestaard. Hij zei: “Wanneer slecht nieuws mijn hu-meur dreigt te bederven, put ik nieuwe moed uit het kijken naar dit schilderij.”

Eerder al had hij tegen zijn Generaloberst Heinz Wilhelm Guderian gezegd: “Kijk eens naar die sterke, blauwe ogen, dat brede voorhoofd. Wat een hoofd!” Op de middag van de 25e ontbood Hitler Heinz Linge, zijn lijfknecht, om hem instructies te geven. Hij vertelde dat hij zelfmoord zou plegen, dat Linge zijn lichaam moest verbranden tot er niets meer van over was. “Niemand mag me na mijn dood zien en herkennen.” Daarna moest Linge alle persoonlijke spullen van Hitler vernietigen: zijn uniformen, zijn papieren, alles. Alleen het door Anton Graff geschilderde portret mocht worden gered. Zijn piloot, Hans Baur, zou ervoor zorgen dat het niet in Russische handen zou vallen. In haar herinneringen schrijft Traudl Junge, een van Hitlers secretaresses, hoe deze het bij hun vlucht uit de Führerbunker mee wil nemen. “Flugkapitän Baur stopt het olieschilderij van Frederik de Grote, dat hij uit de lijst heeft gehaald, in een koker. Hij wil het als aandenken meenemen.” Het schilderij (olie op doek, 51 x 62 cm) is nu te bezichtigen in Schloß Charlottenburg, Berlijn.
Hitler identificeerde zich in de laatste weken en dagen van zijn leven zo sterk met Frederik de Grote dat het zelfs Eva Braun soms te gortig werd. Op 22 april 1945 zei ze, toen ze een paar vlekken op zijn uniformjasje zag: “Kijk nu toch, je bent helemaal vies! Die jas kun je niet meer aantrekken, hoor. Je moet der alte Fritz niet in alles nadoen...”

Terwijl in Berlijn om elke straat gevochten werd, bombardeerden de Amerikanen op 25 april 1945 voor het eerst Hitlers huis op de Obersalzberg, de Berghof. Het huis werd getrof-fen, maar aan de bibliotheek werd niet veel schade aangericht. De Duitsers hadden de boeken uit de Berghof in drankkisten verpakt en afgevoerd naar een zoutmijn niet ver buiten Berchtesgaden. Daar werden ze in mei 1945 door Amerikaanse soldaten gevonden en naar het Amerikaanse verzamelpunt in München gebracht om daar samen te worden gevoegd met de boekencollectie die zich in het Braune Haus bevond. Daar pakte Raul Hilberg, een Amerikaanse soldaat die zich wat verveelde, ergens in mei wat boeken uit de kisten om tot zijn verbazing te ontdekken dat hij een deel van de bibliotheek van Hitler in handen had. Hilberg: “Twee onderwerpen overheersten: architectuur en Frederik de Grote. Het waren boe-ken die uitgevers en auteurs naar Hitler hadden opgestuurd, over onderwerpen die ze geschikt achten voor hem.”

Maar Friedrich der Große von Thomas Carlyle zat er niet bij. Omdat Hitlers entourage tot vlak voor het einde bleef hopen dat Hitler naar de Obersalzberg zou vluchten had men een aantal van zijn lievelingsboeken in de Berghof laten liggen. Daar werd het in een van de eerste dagen van mei door een Amerikaanse soldaat gevonden en meegenomen als souvenir. Maar wat moest die met een Duitstalig boek? Toen een antiquaar hem er een paar maanden later in Londen drie pond voor wou geven hapte hij direct toe. Net als Breon Mitchell twintig jaar later.

References

Sources